• 13.687 nieuwsartikelen
  • 171.394 films
  • 11.359 series
  • 32.316 seizoenen
  • 633.692 acteurs
  • 197.064 gebruikers
  • 9.218.862 stemmen
Avatar
 

Meningen

Hier kun je zien welke berichten ikkegoemikke als persoonlijke mening of recensie heeft gemarkeerd.

Walk among the Tombstones, A (2014)

“You want your money or you wanna be looking behind you for the rest of your worthless fucking life?

Do this deal and I'll sit on what I know about you.

You can take your little Bert and Ernie act to the other side of the country.

There's plenty of dope dealers in LA.”

Raar maar waar. Ik heb geen enkele van de “Taken” films gezien waarin Liam Neeson achtereenvolgens zijn dochter Kim uit de handen van Albanese kidnappers moet redden, hijzelf en zijn ex-vrouw ontvoerd worden door diezelfde Albanese bende en tenslotte de moordenaar van zijn ex-vrouw moet opsporen. Telkens films die familie gerelateerde misdrijven bevatten. In “A walk among the tombstones” worden de vrouw en de dochter van een drugsdealer ontvoerd, en gebruikt Neeson de ervaring die hij heeft opgedaan bij de politie van New York. Het is niet zo dat ik detective verhalen stelselmatig links laat liggen, hoewel ik bij de “Taken”-reeks het gevoel kreeg dat het weeral over de zoveelste "detective-holt-achter-daders" film gaat. Het is ook niet zo dat ik een bloedhekel heb aan Neeson. Het is weliswaar niet een acteur die gedenkwaardige rollen speelt, maar het is wel een feit dat hij rollen zoals in deze film op een degelijke manier gestalte geeft. Juist zoals in “Non-stop” neemt hij de identiteit aan van een ex-alcoholist die zijn carrière als politieagent de rug heeft toegekeerd en ingeruild voor een meer low-profile beroep. Ook hier zit hij opgescheept met een immens schuldgevoel over een blunder die hij maakte dankzij zijn alcohol probleem.

Volledige recensie hier ...

Walk in the Woods, A (2015)

“No, writers don't retire.

We either drink ourselves to death

or blow our brains out.

And which will it be for you?

After this interview, maybe both.”

Een road-movie maar dan te voet. En dan ook nog eens met twee oldtimers die zoals een puffende stoomlocomotief de Appalachian trail willen bewandelen. Een trektocht van zomaar eventjes 3500 km in de VS. Een huzarenstuk waar zelfs jongeren hun tanden op hebben stukgebeten. Maar deze twee koppige 70 jarigen laten zich niet kennen en zijn gemotiveerd om de eindstreep te halen. En waarom eigenlijk? Enerzijds is er Bill Bryson (Robert Redford), een schrijver die voornamelijk reisverhalen schrijft. Is dit een soort bucketlist item? Of omdat hij geconfronteerd wordt door een moderator tijdens een televisieshow met het feit dat hij nooit een boek geschreven heeft over reizen in de VS? Of is hij tot de conclusie gekomen dat hij nooit meer die kans zal krijgen? En anderzijds is er Stephen Katz (Nick Nolte), een brompot met een kunstknie, een drankverleden en de noodzaak om elk uur iets te eten zodanig dat hij geen plotselinge aanvallen krijgt. Al bij al lijkt dit een schier onmogelijke opdracht. Maar ondanks protest van Bill’s vrouw Catherine (Emma Thompson) wagen de beide senioren zich aan dit waagstuk.

Films over trektochten door woeste landschappen om zichzelf terug te vinden en meditatiemomenten te beleven, lijken redelijk in trek te zijn. Reese Witherspoon demonstreerde dit al in “Wild”. En Robert Redford probeerde al iets gelijkaardigs als solo-zeiler in “All is lost”. Alleen was er totaal geen sprake van enig dialoog in deze laatste film. En dat is wel in ruime mate aanwezig in “A walk in the woods”. En om eerlijk te zijn, zijn de dialogen van een hoog entertainment gehalte en bij momenten redelijk humoristisch. Het geheel voelde niet aan als geforceerd en men slaagde erin (tot op een bepaald punt) om het niet te laten evolueren tot een soortement slapstick. Twee oude mannen, vol levenservaringen en wijsheid, die trachten hun eigen grenzen te verleggen. Misschien dat de evidente levenslessen een beetje melig overkwamen. Maar dit werd ruimschoots goedgemaakt door de snedige, amusante conversaties en oogstrelende, ravissante landschappen waar ze doorheen trokken.

Misschien waren de verschillende lotgevallen een beetje voorspelbaar zoals het treffen met lokale fauna en het voorval met het onderbroekje in de wasserette met een woedende echtgenoot tot gevolg. Maar er waren ook van die spontaan overkomende hilarische momenten zoals hun ontmoeting met de eigenwijze Mary Ellen (Kristen Schaal) die ze liever kwijt dan rijk waren. Misschien word ik oud maar deze twee ouderen van dagen wisten meer lachbuien te ontlokken dan de meeste doorsnee komedies van tegenwoordig. Tot tegen het einde aan de twee in een ongemakkelijke situatie verzeilen. Toen voelde het een beetje tragikomisch aan en werden de twee overmand door diepzinnige gedachten. Een filosofisch moment. Gelukkig vergaf ik deze misstap vanwege alle voorafgaande, komische oneliners en dialogen.

Of ze nu het traject volledig afleggen of niet, is eigenlijk bijzaak. Redford and Nolte vormden het perfecte duo. Een beetje Lemmon & Matthau op wandel. Ze zien er beide stokoud uit, maar geestelijk lijken ze nog kwiek genoeg. Moesten ze mij bellen om hun te vergezellen bij een onmenselijke trektocht, dan zou ik direct toehappen. Fantastisch relaas.

4*

Walk, The (2015)

“For me, to walk on the wire, this is life.”

Ik hoop niet dat ze elk record dat verwezenlijkt werd door een individu gaan verfilmen, want dan hebben we nog een hele reeks voor de boeg. Buiten de duizelingwekkende beelden die vertoond werden, vond ik het toch maar een slaapverwekkende vertoning. Ik ben dan ook halfweg ergens ingedommeld. Gelukkig dat Philippe Petit dit niet overkwam terwijl hij zwaaiend op dat stalen koord stond tussen de Twin Towers. Twee dingen om deze film de hemel in te prijzen. Allereerst de gebruikte cameratechniek. Zelf heb ik last van hoogtevrees en “The Walk” bezorgde me dus angstaanvallen en een draaierig gevoel. Het slaagde erin om me zover te krijgen dat ik mijn handen voor mijn ogen hield. Dat zal je me zelfs niet zien doen bij de meest angstaanjagende horror. En dan is er de met een Frans accent pratende Joseph “Looper” Gordon-Levitt. Ondanks dat hij zonder veel moeite van Petit een karikatuur had kunnen maken, slaagde hij erin om de gedreven, passionele Fransman met verve te brengen.

Al vanaf de openingsscène weet je waar je je aan kan verwachten. Philippe die je toespreekt vanaf het Vrijheidsbeeld en de inleiding geeft tot dit waargebeurd verhaal. De manier waarop hij het verhaal vertelt vol enthousiasme en geëmotioneerd, zorgt ervoor dat je nieuwsgierigheid gewekt wordt. Is hij geslaagd in deze gevaarlijke onderneming of spreekt hij je toe vanuit het hiernamaals, nadat hij te pletter gestort is en eindigde als een menselijke pizza tussen de twee majestueuze torens ? Wie het echte relaas kent, weet natuurlijk al op voorhand de uitkomst. En verder verklapt deze Phillippe al vroeg in de film wat het uiteindelijke doel is. Over een verrassingselement kunnen we dus al niet meer spreken.

Het eerste deel gaat dan ook over zijn lotgevallen als straatartiest in Parijs waar zijn passie voor koorddansen begint. Met behulp van de circuseigenaar Papa Rudy (Ben Kingsley), wiens familie al jarenlang het koorddansen beoefent, leert Philippe de kneepjes van het vak. En het moment dat hij een artikel leest over de bouw van de Twin Towers, heeft hij nog één levensdoel en dat is de gapende diepte tussen de twee torens al koorddansend te overbruggen. Wat volgt is een soort “Ocean Eleven”, maar dan om deze waaghalzerij te doen lukken. Van het moment dat Philippe al zijn zinnen zet op deze stunt, beginnen de gedreven voorbereidingen. Het uitkienen hoe het te verwezenlijken en wat materiaal hiervoor nodig is. Het samenstellen van een groepje medeplichtigen. En een gedetailleerd uitvoeringsplan samenstellen zodanig dat er niks fout zou gaan de dag waarop Philippe zijn kans waagt. Het tweede deel is de uiteindelijke uitvoering van dit plan. Vanzelfsprekend kan je je verwachten aan enkele tegenslagen en onverwachte obstakels tijdens de poging, zodanig dat het intenser en spannender wordt.

Gordon-Levitt speelde zijn rol met bravoure en vol overtuiging, alhoewel het geforceerde klinkende accent me persoonlijk stoorde aan het begin en ik me telkens afvroeg waarom ze geen authentieke Franse acteur hadden gekozen. Maar naarmate de film vorderde vond ik het toch een bewonderenswaardige prestatie van hem. Kingsley’s rol was uitermate grappig. Maar voor mij waren de twee hulpjes uit de Verenigde Staten die door een winkeleigenaar werden opgetrommeld wel echt amusant. Charlotte Le Bon is een lieftallige en frêle verschijning, maar diende louter als attribuut (zoals de flexibele stok die Philippe gebruikt tijdens zijn koorddansen) in een parallelle verhaallijn. Al bij al een onderhoudende film die bij momenten vreselijk intens overkwam (dankzij het beeldmateriaal) maar die niet hetzelfde niveau haalde als die waar Philippe stond op het moment van zijn wereldberoemde act.

PS. Toch nog even vermelden dat ik het een enorme prestatie vind van de filmmakers dat ze zich niet hebben laten verleiden om er een soort ode van te maken voor de Twin Towers en elke verwijzing naar wat er uiteindelijk met deze torens gebeurd naderhand te mijden.

3*

Walking Out (2017)

“I'll put myself between you and any bear.

I promise.”

Walking out” is een verhaal over een vader en zoon die hun jaarlijkse ontmoeting weer beleven en trachten de flinterdunne band die er nog bestaat tussen hen, te versterken. Bijkomend is het ook een verhaal over overleven in de ongenadige wilde natuur. Het alom bekende verhaal van mens tegen natuur waarbij ze allerlei ontberingen moeten trotseren. Als je ergens een samenvatting te lezen krijgt waarbij er gewag wordt gemaakt van enkele woest uitziende beren en hun gedrag tegenover dit op een eland jagend koppel, dan moet je niet te enthousiast worden. Want dit gedeelte is net zoals de rest van de film. Redelijk gewoontjes. Verwacht je dus niet aan beelden zoals in “Backcountry” of “The Revenant (2015)”.

Spijtig genoeg is de rest van de film zo leeg als de besneeuwde vlakte van Paradise Valley in Montana waar deze twee op zoek zijn naar de kolossale eland die vader Cal (Matt Bomer) uitgekozen heeft voor zoon David (Josh “Hellion” Wiggins). Naast het feit dat dit een soort traditie is in zijn familie dat jonge kerels op de leeftijd van 14 jaar hun eerste groot wild in het vizier nemen, is dit ook voor Cal een manier om zijn vleesvoorraad op peil te brengen om de winter door te komen (“Well, they make 600 pounds of delicious meat. A winter's worth.”). De reden waarom Cal zijn familie heeft verlaten en zich in deze uithoek heeft teruggetrokken om als een Grizzly Adams te gaan leven, is niet echt duidelijk. Misschien heeft hij die beslissing genomen tijdens een nostalgisch moment en was er de drang om terug te keren naar de plek waar hij en zijn vader vroeger ook op jacht gingen. Misschien hoopt hij door met zijn zoon op te trekken en hem de kunst van het jagen bij te brengen, dat David ook de smaak te pakken krijgt om op deze primitieve manier te gaan leven. De manier waarop David echter gehecht is aan comfort en zijn elektronische gadgets, doet me vermoeden dat dit ijdele hoop is.

Waar kan je je aan verwachten bij het bekijken van deze film? Allereerst een dozijn prachtige natuurbeelden die perfect zouden passen op een postkaart. Ben je een fervent natuurliefhebber? Of ga je op regelmatige tijdstippen eens wandelen door de bossen ? Of heb je je in het verleden met veel plezier aangesloten bij de scouts en een resem kampen meegemaakt ? Wel, dan zal deze film je aardig in de stemming brengen met al zijn kampvuurmomenten. Verder is het een mooi verhaal over de haperende relatie van een vader en zoon. Een film over jagen en de kunst van het jagen. Cal tracht duidelijk te maken dat er een groot verschil is tussen het jagen op wild en het gewoonweg doden van wild. En dit aan de hand van zijn eigen eland-verhaal. Cal’s jeugd belevenis dat doorheen de film wordt verteld aan de hand van flashbacks. Een geromantiseerd verhaal in 8mm camera beeldkwaliteit.

En dan is er het incident waarna de rollen omgekeerd worden. Ongetwijfeld het meest intense gedeelte van de gehele film waarbij doorzettingsvermogen een belangrijke rol speelt. Tevens toont de film hoe de wijde kloof tussen de beiden langzaam smaller wordt. David die aan het begin stiekem wenste dat hij niet daar was maar wel in zijn comfortzone in Texas en lichtelijk geïrriteerd lijkt tijdens de moeizame gesprekken. En Cal die van indruk is dat zijn zoon te soft is geworden. Deze indrukken kantelen naarmate de tocht vordert en maken plaats voor wederzijds vertrouwen en bewondering. “Walking out” is een prachtige natuurfilm en toont ook hoe complex menselijke gevoelens wel zijn. Maar echt spannend kan ik het niet noemen.

2.5*

Wall, The (2017)

“You Americans.

You think you know it all.

You think it's simple.

That I am your enemy.

But we are not so different,

you and I.”

Ooit “Mine” gezien ? Een film over een Amerikaanse marinier die in de Afghaanse woestijn per ongeluk zijn voet plaatst op een landmijn en een hele film roerloos op dezelfde plek moet blijven staan, totdat er hulp arriveert. “The Wall” laat een bijna gelijkaardige situatie zien. Alleen speelt het zich ditmaal af in Irak en zit de geviseerde Amerikaanse militair Isaac (Aaron Taylor-Johnson) achter de overblijfselen van een primitieve muur. Het enige wat we te zien krijgen is een psychologisch spel tussen de professionele sluipschutter (die we ook nooit te zien krijgen) en deze militair. Via een buitgemaakte zender weet hij zowel met Isaac te communiceren als de Amerikaanse legerleiding te misleiden.

Echt spannend is het omzeggens nooit. Het enige wat Isaac bezig houdt is een uitweg te zoeken en ervoor te zorgen dat zijn neergeschoten partner Matthews (John Cena) niet genadeloos wordt afgeslacht door de uiterst adequaat verschanste sluipschutter. En dit kan hij alleen voorkomen door openhartig over zichzelf te praten. Dus het enige wat we een heel uur te zien krijgen, is een radeloze Isaac die zonder water en communicatie zit aan het begin (met een vreselijk bloedende schotwond) die een gesprek voert met de Iraakse scherpschutter, die blijkbaar verrekt goed weet hoe het Amerikaanse militaire apparaat in elkaar steekt. Er ontvouwt zich een politiek geladen gesprek tussen de beide heren waarbij de onderwerpen oorlog, terrorisme en Islam ter sprake komen. Een shakespeareaans woordenspel waarbij de Irakese intellectueel klinkende schutter zijn acties tracht te verantwoorden. Een psychologisch spelletje dat Isaac tot wanhoop drijft.

Ondanks dat de film op alle mogelijk vlakken beperkt is (één personage, één locatie, geen kunstmatige technische goocheltrucs) bleef de film me uitermate boeien. Alleen vond ik het gedrag van de twee militairen op een bepaald moment ongeloofwaardig. Ik ga ervan uit dat het twee getrainde, ervaren soldaten zijn die al een aantal tours achter de kiezen hebben. Maar als je ziet hoe de eerste redelijk nonchalant het terrein opgaat, dan druipt het amateurisme er met bakken vanaf. En de wijze waarop zijn collega naderhand komt aanstormen, zal ik dan maar wijten aan de paniek die zich meester van hem maakte. Maar buiten dit zucht-moment, vond ik de acteerprestaties best te pruimen. En sommigen zullen de ontknoping abrupt en ontgoochelend ervaren. Ik daarentegen vind zulke verrassende eindes wel eens goed als afwisseling. Het moet niet altijd een happy end zijn !

3*

Wandering Rose (2014)

Alternatieve titel: Demon Baby

Soms vraagt een mens zich af : “Hoe het in godsnaam overleven”. Nog nooit was de openingszin van een Gorki song zo toepasselijk als bij deze film. Want doorzettingsvermogen heb je toch wel nodig om deze wannabe horror helemaal uit te kijken. Verwacht je een soort “Rosemary’s baby” verhaal, zet dan maar af want dat is het helemaal niet. Ik had sowieso al een flauw vermoeden dat dit een doorsnee filmpje zou worden daar het eerste paranormaal verschijnsel (of zinsbegoocheling) er echt goedkoop en ouderwets uitzag. Er waren echter enkele factoren die ervoor zorgden dat ik het niet onmiddellijk geklasseerd heb onder de categorie “hopeloze gevallen”.

Vooreerst waren er de toch wel erg geslaagde wijde opnames van het Schotse landschap. De Schotse hooglanden zijn schitterend in beeld gebracht met zijn glooiende heuvels en idyllische meren. Als dan ook nog eens een lokale inwoner wordt opgevoerd die een zoetsappig Schots accent laat horen, dan is het plaatje compleet. En zo begint deze film dan ook. Een opname in vogelvlucht met een mobilhome die over smalle, kronkelende wegen rijdt. Een subtiele manier om aan te tonen dat de plek waar Rose (Carina Birrell) en Theo (David Wayman) zich bevinden ver verwijdert is van de bewoonde wereld. Een totaal isolement waar zelfs mobiele telefonie onmogelijk is. Maar geef toe, zulke wondermooie momenten kan je ook op “National Geographic” bewonderen.

In het algemeen is “Demon Baby” verre van eng of griezelig. De muzikale omlijsting en geluidseffecten proberen een creepy sfeer te creëren en de schaarse schrikmomenten te begeleiden. Echter slaagt men er niet in om echte schrikmomenten op te voeren, daar ze doodeenvoudig niet bijster schrikwekkend zijn. Een paar wazige verschijningen en klopgeluiden (alsof de geluidtechnicus met zijn enorme wollige microfoon ergens ligt op te slaan) zijn niet bepaald griezelig. Er is hoogstens één specifiek moment dat ik geslaagd zou noemen. Maar uiteindelijk is dat ontgoochelend weinig voor een horror/thriller.

Vervolgens keek ik met bewondering naar het acteren van de voor mij onbekende Birrell. Eigenlijk is haar performance de reden waarom ik deze film niet volledig de grond in boor (En neen, niet vanwege de douchescène). Een degelijke vertolking waarbij haar paniekerige,labiele toestand en ongecontroleerde stemmingswisselingen perfect tot uiting kwamen. Een totaal onvoorspelbaar personage waarbij je je voortdurend afvraagt of het nu effectieve paranormale verschijnselen zijn, of dat haar psychisch verval hier iets mee te maken hebben. Uiteindelijk kan je deze film een beetje vergelijken met “The Babadook”. Behalve dat deze laatste film een subliem meesterwerk was.

En dat in contrast met het personage Theo. Niet dat Wayman er een zootje van maakt. Ik vrees dat hij vanuit het script niet echt veel kreeg aangereikt en er tenslotte nog het beste van probeerde te maken. Theo is enerzijds een attente vent die uiterst bezorgd is over zijn zwangere vriendin en die ondanks dat Rose zo geïrriteerd reageert, het haar zo comfortabel mogelijk wil maken. Anderzijds lijkt het wel een puberende tiener die staat te springen om voor het eerst een seksueel contact te ervaren. Om de haverklap probeert hij zijn vriendin te verleiden tot een intieme stoeipartij (hij zorgt zelfs voor een beetje sexy lingerie). Na de zoveelste afwijzing loopt hij echter weg als een mokkende tiener. Niet zo attent en begripvol ineens. Dat attent zijn, begon me wel de keel uit te hangen als Theo voor de zoveelste keer de vraag stelt “Are you allright ?” . In plaats van Rose immer terugkerend antwoord “I’m just tired”, had ik de drang om dit luidkeels te roepen. Ik was het ook moe.

Niet echt een succesverhaal dit Brits horrorexperiment. Het faalt op het gebied van genre-picking. Is het nu horror ? Of is het gewoon de zoveelste psychologische thriller. Als je de poster bekijkt verwacht je een demonische baby die zoals in “Alien” uit die opgezwollen buik ploft. Maar sorry, geen baby. Geen demon. Best dat je een fles authentieke Schotse Whisky ergens tevoorschijn tovert, op de achtergrond begeleidende doedelzak muziek opzet terwijl je een bijpassende kilt aantrekt. Op zijn minst was je dan in de gepaste stemming. Van de film zelf moet je dit niet verwachten !

1*

War Horse (2011)

We'll be alright Joey. We're the lucky ones, you and me. Lucky since the day I met you.

Dit is een aangename familiefilm waar elk lid van de familie wel zijn gading in zal vinden. De jongeren kunnen wegdromen bij het avontuurlijke gedeelte en de vriendschapsband die er gesloten wordt tussen een individu en een dier. Moeder de vrouw zal wegzwijmelen bij al het sentimentele en zoetsappige in deze film terwijl haar zakdoek naarmate het einde nadert vochtiger wordt van de met bakken aanrukkende tranen. De meer stoerdere mannen van de familie kunnen zich klaarzetten voor wat authentiek WWI beeldmateriaal.

Qua beeldvorming kreeg ik bij momenten een flashback naar films zoals "Old Yeller". Dat schilderachtige dat de hele tijd weer opstak. Soms had ik het gevoel dat het niet altijd buitenopnames waren. De verhaallijn heeft veel weg van Forrest Gump , alleen dat het ditmaal een paard is dat een traject in de geschiedenis doorloopt en in allerhande situaties terechtkomt. Een vergelijking met Lassie blijft dan ook niet uit want Joey gedraagt zich als een gedresseerde collie. Ik verwachte op een bepaald moment dat de knol op zijn achterste zou gaan zitten, en gedwee een pootje zou geven.

De personages hebben een breed spectrum wat karaktertrekken aangaat. Joey is vanzelfsprekend hoog intelligent,uitermate trouw en heeft een hoog knuffelgehalte. Iedereen wil zo'n paard thuis in de tuin laten rondhuppelen. Niet alleen geeft het blijk van oneindige liefde jegens zijn goedhartige baas, maar is hij ook beresterk om een volledig veld vol stronken en keien in één nacht om te ploegen met een loodzware ploeg. Albert is de gelukkige jongen die vriendschap sluit met dit wonderpaard. Het is een doodsimpele, uiterst saaie en nooit ouder wordende jongeman. Voor zijn leeftijd vind ik dat hij een ongezonde belangstelling heeft voor paarden. in plaats van meisjes het hof te maken en wat rond te hangen met vrienden, zit hij de hele tijd met paarden in zijn hoofd.Zoals iemand opmerkte op IMDb : "I guess one day he would like to settle down with Joey the Horse, get married with Joey the Horse and have kids with Joey the Horse. His character is so utterly one dimensional and bland.". Peter Mullan vond ik dan alweer schitterend in zijn rol als de iets-te-diep-in-het-glas-kijkende hardwerkende boer die op de veemarkt Joey voor de neus van zijn landeigenaar kan kopen. Ik vind Mullan een dijk van een acteur sinds ik hem heb gezien in "Tyrannosaur". Emily Watson speelde overtuigend de bazige boerenvrouw en David Thewlis zet een niet onaardige versie neer van een hardvochtige landeigenaar waar je na een tijdje hoopt dat hij vertrappelt wordt onder de hoeven van Joey.

Zoals eerder gezegd toont de film het avontuurlijk leven dat paard Joey beleeft. Van de weide waar hij geboren is, naar de boerderij waar het hard werken is, om dan opgekocht te worden door het Engelse leger die hem dan verliest bij een mislukte aanval en Joey in de handen komt van de Duitsers. Vervolgens komt hij terecht bij een Frans meisje en haar grootvader (hoogtepunt van meligheid in de hele film). Hierna terug in handen van de Duitsers om dan verstrikt te geraken in prikkeldraad regelrecht in het midden van het strijdtoneel. Het einde is dan zo ongelofelijk voorspelbaar met het verplichte moment waarop Albert en zijn paard.elkaar terug in de armen sluiten en de thuiskomst met de te verwachten omarming door moeder en uiteindelijk ook de vader.

Vreselijk melig en sentimenteel filmmateriaal op een hoopje, maar op een meesterlijke manier in beeld gebracht. Het symbolische karakter van de film is niet moeilijk te raden. Het mooie van een diepgewortelde vriendschap dat schril in contrast staat t.o.v. de gruwelijke haatdragende oorlog op de achtergrond. Deze WWI werd realistisch in beeld gebracht alhoewel het hier op het scherm een redelijk propere oorlog leek. Geen bloedspatje te zien. Geen opengereten lichamen. Geen afschuwelijk uitziende slachtoffers door de gasaanvallen. In werkelijkheid was het niet zo'n mooi plaatje. Maar al bij al vond ik het redelijk onderhoudend om naar te kijken en sloeg de verveling niet toe. Het moment waarop Joey zich vastliep in de prikkeldraad was wel wat bij de haren getrokken en te belachelijk voor woorden. Ik denk eerder dat ze hem in die tijd gebruikt zouden hebben als schietschijf dan dat er een reddingsactie zou ondernomen worden. Voor mij was het moment waarop 5 kniptangen door de lucht vlogen om hem los te maken een humorvol slapstick moment.

Een Walt Disney oorlogssprookje met veel sentiment en hartverscheurend melodramatisch, maar wel schilderachtig in beeld gebracht. Niet het beste van Spielberg , maar het was zeker geen draak van een film.

2,5*

War with Grandpa, The (2020)

Alternatieve titel: Roomies

Sometimes you have to make

sacrifices in a family.

Wat een topacteur is Robert De Niro toch. De meeste films waarin hij de hoofdrol voor zijn rekening nam, zijn uitgegroeid tot filmklassiekers. Memorabele rollen die over tientallen jaren nog altijd indruk zullen maken. Van “Taxi Driver” naar “Goodfellas”. Van “The Deer Hunter” tot “Casino”. Onvergetelijke meesterwerken. Het enige wat De Niro in al die jaren had moeten mijden, zijn komedies. Buiten “Last Vegas” is er geen enkele komedie (tenminste die wat ik gezien heb) waar De Niro in meedeed, die ik de moeite waard vond. Flauwe humor en een irriterende verhaallijn zijn meestal de grootste ergernissen over zulke films. “Meet the Fockers”, “Analyze that”, “The Big Wedding”, “The Family” en “The Intern”, om er maar een paar te noemen. Telkens voelde ik plaatsvervangende schaamte. Zo ook bij deze “The war with GrandPa”.

Men neme een grootvader die na de dood van zijn geliefde vrouw hopeloos achterblijft. Vervolgens is er de bezorgde dochter Sally (Uma Thurman) die willens nillens van plan is om haar vader in haar eigen huis op te nemen, ongeacht wat de medebewoners hierover denken. De echtgenoot Arthur (Rob Riggle) is weeral zo’n goedaardige sok (waar de schoonvader natuurlijk geen goed woord voor over heeft) die het hele gebeuren gelaten aankijkt en schoorvoetend instemt met heel de situatie. Dan is er de jongste zoon Peter (Oakes Fegley) die de pineut is en met tegenzin zijn geliefde kamer moet afgeven omdat opa-lief niet goed te been is en daar zijn intrek neemt. Zoonlief moet dan verkassen naar de stoffige zolder waar het binnen regent en niet-gewenste huisdieren over het gebinte trippelen. De oudste dochter Mia (Laura Marano) heeft het minste last ervan sinds ze teruggetrokken in haar eigen tiener-wereldje leeft. En tenslotte is er het schattige dochtertje Jennifer (Poppy Gagnon). De enige die uiterst enthousiast is over de nieuwe huisgenoot.

Het resultaat kan je al raden als je de titel van de film leest. Kleinzoon Peter verklaart de oorlog aan opa Ed (Robert de Niro). De inzet is de slaapkamer die hij heeft moeten afgeven. In eerste instantie vind Ed het allemaal hoogst amusant. De schriftelijke oorlogsverklaring die onder zijn deur wordt geschoven, wordt op hoongelach getrakteerd. En opa Ed speelt het spelletje mee. Zo onschuldig lijkt het hem. Het zal je niet verwonderen als blijkt dat het toch aardig uit de hand loopt.

Ik vond het toch wel verbazingwekkend dat bekende acteurs hun medewerking verleenden aan deze doorsnee familiefilm. Robert De Niro, Uma Thurman, Christopher Walken en Jane Seymour. Geef toe, het zijn niet van de minsten. Ik veronderstel dat deze acteurs ook wel eens een gemoedelijke filmset willen meemaken met een minder intense rol die veel van hun vergt. Net zoals ik eens een rustpunt wil hebben te midden van al het horror-geweld dat ik gewend ben. Dat in “The war with Grandpa” het voornaamste onderwerp de clash tussen jeugd en ouderen is, lijkt nogal evident. Spijtig genoeg zijn er nog andere verhaallijnen die er kortstondig bij worden gehaald en niet verder worden uitgediept. Zoals de liefde-haat relatie tussen moeder en toekomstige schoonzoon. Of de werksituatie van vader Arthur. Het enige zijspoor waar dankbaar gebruik van gemaakt wordt, is het pesten op school waar Peter slachtoffer van is. Dat vond ik dan wel weer grappig.

De rest van de film is een aaneenschakelingen van flauwe grappen die de twee aartsrivalen met elkaar uithalen. Het tempo waarmee deze zich opvolgen is verschroeiend snel. En ze zijn van het niveau als de 1 April grappen. Scheerschuim vervangen door sneldrogende schuim en koekjesvulling vervangen door tandpasta. Ach, de film heeft zijn charmes en is een ietwat zoeterige komedie. Een soort mengeling van “Home Alone” en “Dennis the Menace”. Overduidelijk dat het gericht is op een jonger publiek want mijn 8 jarige zoon langs mij heeft er smakelijk mee kunnen lachen. Ik vrees dat ik me niet echt bij het doelpubliek kan rekenen. Ben dan wel nog niet zo oud als De Niro, maar mij zullen ze niet vragen om zo'n rol te spelen.

2*

Warning Shot (2018)

All right, I need you to loosen the guy up.

He's old, all right?

Do not kill him.

Het enige wat ik me afvroeg achteraf was “Waarom werd deze film in godsnaam gemaakt?”. Ik zeg niet dat dit de afschuwelijkste film van het jaar was. Of de meest overbodige release ooit. Er zaten enkele positieve zaken in verwerkt. En soms was het zelfs op een bepaalde manier verre van slecht. Maar uiteindelijk was het toch maar een simplistisch uitgewerkte verhaallijn met weinig tot niets vernieuwends. Het enige wat me is bijgebleven, is dat je op bepaalde momenten met een onaangenaam gevoel zat te kijken. De wijze waarop Rainy (Guillermo Diaz) de gekidnapte personen aansprak en behandelde, was redelijk intimiderend. Een opgefokt personage die helemaal doorsloeg na het nuttigen van wat softdrugs. Je voelde gewoonweg dat het een benarde situatie was voor Audrey (Tammy Blanchard) en haar dochter Cheyenne (Onata Aprile). Maar dat is dan ook het enige in deze de film dat spannend te noemen is. Voor de rest is het nogal een slappe hap.

Alles draait rond het vergaren van waterrechten door Bobby (David Spade). Iets waarin zijn stokoude grootvader niet in geslaagd is. En blijkbaar kan hij dit alleen bewerkstelligen door twee ongure types op de bejaarde eigenaar af te sturen. Om een beetje druk uit te oefenen. Wat Bobby niet wist, was dat deze laatste allang de pijp aan Maarten gegeven heeft. De enigste die ze aantreffen in het huis van de oude man zijn de dochter Audrey en kleindochter Cheyenne. En het enige plan dat de twee nietsnutten kunnen bedenken met hun beperkt verstand, is deze twee toevallig aanwezige personen te kidnappen. Wat volgt is een hachelijke situatie waarbij de ene kidnapper (Dwight Henry als Jawari) de andere in toom tracht te houden (duidelijk dat deze twee knoeiers elkaar niet echt kennen) en een onverwachte aanbeller zorgt voor een nog meer geïrriteerde Rainy.

Buiten de mindere bekende acteurs zal je toch een aantal bekende gezichten opmerken. De meest bekend voorkomende figuur is natuurlijk de komiek David Spade als de streber Bobby die zich blijkbaar voortdurend moet bewijzen ten aanzien van zijn grootvader Calvin (Bruce Dern. Bekend gezicht nummer twee). Persoonlijk vind ik niet dat David Spade behoort tot de crème de la crème als het over komedie gaat. Meestal zijn het van die vergeetbare, nonsens komedies die verre van grappig zijn. Zelf had ik het gevoel dat hij elk moment een smeuïge opmerking zou maken. Het was in ieder geval redelijk matig. Ook Bruce Dern’s bijdrage was redelijk beperkt. Zeker vergeleken met zijn bijdrage in “The Hateful Eight” als General Sandy Smithers. En tenslotte zal je ook nog James Earl Jones herkennen in een nietig rolletje als een soort notaris. Ook een onbeduidende rol voor zo’n bekende ster.

Wat rest zijn de hoofdrolspelers. En die hun acteerwerk is toch van een redelijk niveau. Zo vond ik de interactie tussen Tammy Blanchard en Onata Aprile heel overtuigend. Misschien was het op bepaalde momenten wat overdreven sentimenteel en kwam Cheyenne nogal onervaren over. Maar echt ergeren deed het me niet. Ook het acteren van Guillermo Diaz was over het algemeen goed te noemen. Hij slaagde erin om van Ryan een labiel personage te maken. Alleen zijn verwoede poging om als een volleerd psychiater te klinken, was een beetje absurd. Spijtig genoeg is dit niet voldoende om er een interessante film over te maken. Het motief op zich was al vergezocht. De uiteindelijke ontknoping klonk nog onzinniger. Neen, “Warning Shot” is zeker geen al te beste film. En als je geen tijd wil verspillen, dan zou ik deze toch maar gewoon overslaan.

1.5*

Water Diviner, The (2014)

“Are there any more records about my son?

We are Ottomans, not Germans. “

Het lijkt wel Russell Crowe filmweek hier. Na “Fathers and daughters” heb ik me gewaagd aan zijn regiedebuut. En om eerlijk te zijn vond ik deze naoorlogse, dramatische film veel beter dan het zoetsappige “Fathers and daughters”. In beide films staat zijn vadersrol centraal. In “The Water Diviner” is het echter de rol als treurende vader wiens zonen sneuvelden in de slag om Gallipoli, die plaatsvond in Turkije tijdens de 1ste wereldoorlog. Een bloederige veldslag op een zakdoekgroot terrein tussen Turkse troepen en een korps samengesteld uit Australische en Nieuw Zeelandse manschappen (Australian and New Zealand Army Corps oftewel ANZAC). Dat oorlogstoestanden voor wansmakelijke taferelen zorgen, die gewoonweg nogmaals de onzinnigheid van zulke tragedies aantonen, staat buiten kijf. De doodstrijd van de drie broers op het slagveld was voor mij het meest onaangenaam en moeilijk te verteren onderdeel van de gehele film. Zo vreselijk om aan te zien dat ik op een bepaald moment wel echt vond dat het welletjes was geweest. De relevantie was me al te duidelijk. Waarom het zo ellendig lang moest duren was me niet echt duidelijk.

Op enkele minpuntjes na, vond ik dit toch een redelijk geslaagde film. Vooral de cinematografische kant was zelfs uitmuntend te noemen. Misschien leek het wel op een gedramatiseerde reisdocumentaire op bepaalde momenten. Maar het kleurenpalet van gekleurd stof en het binnen aanzicht van Turkse moskeeën zorgen voor enkele visueel overweldigende beelden. Ook het fenomenale fragment in Australië waar Connor (Russell Crowe) zijn drie zonen beschermd tegen een indrukwekkende zandstorm, was een adembenemend moment. En dit impressionant beeldmateriaal is verwerkt in een redelijk episch aanvoelend avonturenverhaal. Een beetje zoals in “The Physician”. In dit geval is het iemand van downunder die zich vergaapt aan de gewoontes, folklore en pracht van het Turkse Istanboel. Vanzelfsprekend leidt dit weeral tot interculturele conflicten met luidkeelse Turken die hun waarden verdedigen en een op de vlucht slaande Aussie.

Ook de geschiedkundige kant vond ik boeiend. Er is me sowieso al niet veel bekend over de 1ste wereldoorlog. En al zeker niet over wat er zich afspeelde in het Arabische gedeelte van de wereld. Dat de Turkse gemeenschap naderhand niet zo gastvrij was voor Australische toeristen werd ook realistisch voorgesteld. Daartegenover staat dan dat de samenwerking tussen de ANZAC’s en de Turkse Majoor Hasan (Yilmaz Erdogan) ook niet vlekkeloos verloopt en de intense haat nog steeds de kop opsteekt. En nog even de scene aan het begin vermelden waar de lokale geestelijke een enorm probleem heeft met het begraven van Connors vrouw, daar ze schijnbaar zelfmoord pleegde. Een ijzersterk moment. Zo zie je maar dat de kortzichtigheid en ongevoeligheid door de jaren heen intact is gebleven.

Al bij al een pracht debuut van Crowe. En dit gecombineerd met een niet eens zo slechte hoofdvertolking. Ook de rol die Erdogan speelt is vermeldenswaardig. Een kalme Turkse Majoor die zijn grieven langs zich neerlegt en probleemloos zijn hulp aanbiedt om eerstens de tienduizenden slachtoffers te identificeren. En vervolgens ook Connor te helpen in zijn zoektocht naar zijn verloren zonen. Dylan Georgiades vertolkt op geestdriftige wijze de rol van zoontje Orhan. Terwijl de ultra-koele Olga Kurylenko gestalte geeft aan de weduwe Ayshe. Een exotische schoonheid die in het begin afstandelijk overkomt maar naarmate de film vordert zie je haar ijzige houding langzaam wegsmelten.

En dan kom ik automatisch bij de tegenvallende onderdelen van deze toch boeiende film. Het stationsroman-achtige liefdesverhaal dat er in verwerkt werd, was in mijn ogen compleet overbodig. Dat het over twee individuen uit twee verschillende culturen gaat die elk een verlies dragen dankzij de oorlog, is nog aannemelijk. Maar daar mocht het dan ook bij gebleven zijn. Ook het paranormaal talent dat Connor zogezegd heeft, was ook schromelijk overdreven. Dat hij door gebruik te maken van een wichelroede water kan vinden in de kurkdroge Australische woestijn, vond ik nog plausibel (passend bij de filmtitel). Maar dat hij in trance modus geraakt in het midden van een slagveld waar er duizenden restanten van slachtoffers liggen weg te rotten en aldus zijn zonen kan lokaliseren, was een beetje belachelijk. En het Indiana Jones slotoffensief botste ook een beetje met de rest van de film. Maar de grootste ergernis was het geluid. De dramatische muziek en geluidseffecten waren vreselijk luidruchtig. De conversaties die hier op volgden waren daarentegen fluisterzacht. Ik heb er een pijnlijke duim aan overgehouden doordat ik de volumeknop continue moest gebruiken. Maar uiteindelijk was het toch een grandioze film.

3.5*

Way Back, The (2020)

I'm surprised you could keep him out of the bar

long enough to hold practice.

Sportfilms gelijkaardig aan “The Way Back” hebben we al meer gezien in het verleden. Moralistische verhalen over hoe een trainer een aanmodderende team naar ongekende hoogte weet te brengen. Liefst van al gaat het over enkele vuilbekkende heethoofden die door stoer te doen indruk willen maken op de anderen. Meestal hebben ze wel talent voor de sporttak die ze beoefenen, maar gebrek aan discipline zorgt ervoor dat het een knoeiboel blijft. Tot ergernis van de op dat moment aangestelde coach. Dat ze allergisch zijn voor om het even welk type van autoritair optreden, zorgt hier natuurlijk ook voor. Tot de nieuwe coach op de proppen komt. Meestal een oude sportvedette die kan terugkijken op een succesrijke sportcarrière en die dankzij spitsvondige pedagogische technieken de zaak komt redden. Allereerst geeft hij elk van de teamleden een figuurlijke schop onder het achterste. Schorst de ergst rebbelerende etter (die natuurlijk naderhand met hangende pootjes komt vragen of hij weer opgenomen kan worden in het team daar de sport levensbelangrijk is voor hem). Vervolgens beginnen de slopende trainingssessies zodanig dat de bende sukkels eindelijk wedstrijden winnen en langzaamaan opklimmen naar een vedettestatus om u tegen te zeggen. Je zag het in “Coach Carter”, “Slap Shot” en in mindere mate ook in “Major League”. “The Way Back” volgt ook ditzelfde scenario alleen dat de coach nu ook worstelt met persoonlijke demonen.

Ik ben nooit een echte Ben Affleck fan geweest. Niet dat ik hem een slecht acteur vind. Misschien waren de filmkeuzes die hij maakte een beetje ongelukkig. Met “Daredevil” als vreselijk dieptepunt, naar mijn persoonlijk mening. Maar hier laat Affleck zien dat hij toch wel beschikt over acteertalent. Misschien dat persoonlijke levenservaringen ervoor zorgde dat hij zich probleemloos kon inleven in de rol als coach Jack. Een getormenteerd persoon die na een zwaar verlies alles kwijtspeelde en zijn heil zocht in de drank. Iets waar Affleck ervaring mee heeft daar hij al meermaals de binnenkant van een afkickcentrum bewonderd heeft. Waarschijnlijk daardoor dat de scènes waar hij zich laveloos drink er zo realistisch uitzien. Alsook de manier waarop hij zich gedraagt als hij zich niet in een kroeg bevindt. Het gemanipuleer, het stiekem gedoe en het zoeken van uitvluchten en excuses. Typisch gedrag van een verslaafde die zijn zwakte tracht te verbergen. “The Way Back” tracht deze verslaving minutieus in beeld te brengen. Als je het zoveelste blikje uit de koelkast ziet verdwijnen terwijl er een reserve al koud wordt gelegd, weet je als kijker dat Jack geen sociale drinker is maar een probleemdrinker met een vaste routine.

Net zoals vele andere filmproducties, is “The Way Back” benadeeld door de hele Corona pandemie. Was de originele releasedatum niet verschoven van eind 2019 naar maart dit jaar, dan zou de schade waarschijnlijk beperkt zijn gebleven. Vandaar de beslissing van Warner Bross om deze film direct vrij te geven op verschillende platforms zoals iTunes en Prime video onder andere. Nu, zelf vind ik het ook niet een vereiste om “The way back” in een filmzaal te kijken. Buiten het toch bewonderenswaardige acteren van Affleck is deze film niet meer dan een gemiddelde film die qua originaliteit ook geen potten breekt. Het lijkt wel alsof men een voorgedrukte checklist heeft gebruikt voor deze film. Groepje jongeren met een verkeerde attitude en die zich als basketbalteam wentelt in de rol als eeuwige underdog. Check! Ex-basketbalspeler wiens leven in neerwaartse spiraal bevindt. Check! Miraculeuze heropleving van het geminachte basketbalteam. Check! Familiale tragedie als oorzaak van de ruïne waarin de coach zijn leven zich bevindt. Check! Vanzelfsprekende terugval. Check! Nogmaals een miraculeuze heropleving dat leidt tot een happy-end. Check! Het lijkt wel een driepunter telkens er een vinkje geplaatst wordt op deze lijst.

Kortweg. De film zal geen hoofdprijs winnen in de categorie van originaliteit. Daarvoor worden de al platgetreden paden van eerder uitgekomen sport-drama’s te secuur gevolgd. Maar hetgeen Affleck hier demonstreert (en ik weet dat ik in herhaling val) zorgt ervoor dat de film moeiteloos het gemiddelde overstijgt. Alleen de wijze en termijn waarop hij zijn drankdemonen de baas werd, voelde geromantiseerd aan. En tenslotte moet je deze film niet verwarren met de gelijknamige film uit 2010 over een Poolse gevangene die uit een Russische goelag kon ontsnappen met enkele lotgenoten. De enige overeenkomst die de Ben Affleck film heeft met deze laatste, is dat de weg die de groep jongeren moet afleggen ook vol obstakels ligt en dat opgeven geen optie is. Dus als je hem ergens op een VOD-kanaal tegenkomt, is de tijd die je eraan spendeerde zeker geen verloren tijd.

3.5*

We Are Still Here (2015)

“Moving away from the city isn't the same as moving away from the memories.

He's always going to be with us.

Annie, honey, yes, in our hearts but not in the house.”

Mijn doorzettingsvermogen werd weeral eens beloond. Nadat ik ettelijke horrorfilms de revue heb zien passeren die qua originaliteit en uitvoering echt wel tekort schoten, werd ik aangenaam verrast door deze retro-aanvoelende horror. Als je de synopsis leest dan verwacht je je natuurlijk aan een doorsnee “haunted house” horror. Voor de zoveelste keer een akelig, oud huis waar je al de koude rillingen van krijgt als je er nog maar naar kijkt. Een soort “Villa Kakelbont” dat weer ergens geïsoleerd staat te verkommeren en waarover griezelige verhalen de ronde doen. Ondanks de gekende clichés die reeds gebruikt werden in “The Amityville Horror” en “Poltergeist”, trachtte men er toch een originele wending aan te geven. Het resultaat is een vintage horror dat zich situeert in de jaren 70-80. En dit mede dankzij de cast.

Deze keer zijn het geen afgeborstelde tieners die voldoen aan het schoonheidsideaal in een perfectionistisch gemaakte hedendaagse horror waarbij het moment dat iemand het loodje erbij neerlegt dit foutloos in beeld wordt gebracht. Hier zijn het Anne (Barabara Crampton) en Paul Sacchetti (Andrew Sensenig) die een centrale rol spelen. ’t Is een ouder koppel dat de dood van hun zoon tracht te verwerken en naar het platteland in New England verhuist. Als Anne al onmiddellijk bij aankomst het gevoel heeft dat de geest van haar overleden zoon aanwezig is en na enkele paranormale gebeurtenissen, beslist Anne om haar hartsvriendin May (Lisa Marie), die enige ervaring heeft op gebied van paranormale verschijnselen, en diens echtgenoot Jacob (Larry Fessenden), een leeghoofdige hippie die waarschijnlijke zijn persoonlijke spookverschijnselen heeft dankzij de hoeveelheid wiet die hij rookt, uit te nodigen (Ondanks de nodige scepsis van Paul die niet echt gelooft in zulke nonsens).

Men heeft beroep gedaan op enkele oudgedienden die al opdaagden in een resem klassiekers uit het horror-genre. Zoals Barbara Crampton, vooral gekend van “Re-animator” (waar ze in al haar glorie te bewonderen was) , “From Beyond”, “You're next”, “The Lords of Salem” en “The Well”. Lisa Marie acteerde in “Sleepy Hollow” en “Tales of Halloween”. En vooral Larry Fessenden die in een oneindig aantal films al verscheen zoals “Late Phases”, “Pod” en “You're next”. Alhoewel de aanvang nogal voorspelbaar was en niet bepaald onontgonnen terrein betreedt, wist de film naar het einde toe me compleet te verassen. De overgang van een traditionele, old-school horror, waarbij wraaklustige geesten de aandacht krijgen, naar een splatter vol rondspattend bloed en uiteenspattende hoofden, verloopt subtiel. Zowel liefhebbers van horror vol paranormale gebeurtenissen en fans van de meer gore flicks, kunnen hun hart ophalen aan deze originele film.

Het meest geslaagde waren voor mij de juist van een barbecue afgehaalde, houtskoolachtige entiteiten die je knisperend en door gensters omzwermd aanstaren met die lege, zielloze ogen. Ondanks dat je weet waar en wanneer ze zullen verschijnen, werd ik toch meermaals opgeschrikt. Tevens werden er wat afwijkende eigenschappen aan ze toegekend. Zo verschijnen ze zowel overdag als ’s nachts. Ze verplaatsen zich zelfs naar locaties buitenshuis. Het gevoel dat de inwoners nergens veilig zijn op welk tijdstip dan ook, wordt hierdoor versterkt. Het feit dat de gebeurtenissen gelinkt zijn aan een geheim waar de lokale bevolking op de hoogte van is, zorgt voor een mysterieuze sfeer.

We are still here” is een film zoals ze ze tegenwoordig niet meer maken. Men flirt een beetje met de reputatie van horrorfilms uit de jaren 70, maar slaagt er toch in om tegelijkertijd een uniek concept erin te verweven. Een voordeel was de speelduur. Niet vanwege het feit dat het snel voorbij was (wat van toepassing is op andere films) , maar omdat dit het tempo ten goede kwam. De aanloop is dan wel in een gezapig tempo, maar zo gauw de hel losbreekt, mag je je verwachten aan een chaotische, bloederige ontknoping. Dit is in ieder geval een aanrader van formaat waar elke horror liefhebber van zal genieten.

3.5*

We Die Young (2019)

When Rincon started doing his Shakespeare,

you knew some poor bastard's about to get smoked.

We die Young” is niet een typische Jean-Claude Van Damme film waarbij hij nog eens kan pronken met zijn getraind lichaam. Sterker nog, in deze film is het demonstreren van vechttechnieken door Van Damme quasi nihil te noemen. Verwacht dus geen spagaat-toestanden. Eigenlijk ook begrijpelijk want deze ket uit Brussel is ook niet meer de jongste. En ik kan me best voorstellen dat zulke inspanningen niet meer zo evident zijn.

Het voordeel is dan wel dat JcvD zich eerder concentreert op het acteergedeelte dan op het actierijkere deel. Films zoals “Bloodsport” en “Kickboxer” uit de jaren 80 waren immens populair. En ik geef toe dat ik er ook met veel plezier aan terugdenk. Spijtig genoeg volgde na deze succesrijke periode ook een periode met minder geslaagde films. Zoals “Alien Uprising” (waarschijnlijk om dochterlief tevreden te stellen), “Dragon Eyes” en “Welcome to the Jungle”. Na de zoveelste klungelige film lag mijn besluit vast. JcvD films zijn te mijden. Totdat ik recent het toch niet kon laten om “The Bouncer” te kijken en aangenaam verrast werd. Laat me mezelf eventjes quoten : “Net als je denkt dat zo’n icoon als Jean-Claude Van Damme bezig is een karikatuur te worden van zichzelf en in de vergetelheid dreigt te raken, verrast hij je toch maar weer met zo’n rol als in deze film. De “Muscles from Brussels” wist me hier te raken door zijn integer en gevoelig acteerwerk.”. Ik had het niet beter kunnen verwoorden.

Vanzelfsprekend gaf ik “We die young” dan ook een kans. Louter en alleen om te verifiëren of hij hetzelfde niveau kon aanhouden. En ik geef grif toe dat hij er wonderbaarlijk in geslaagd is om me nogmaals te overtuigen. Ditmaal is hij niet een buitenwipper in de Brusselse uitgangsbuurt maar een op pensioen gestuurde Afghanistan veteraan. Een militair verleden dat sporen heeft nagelaten in de vorm van PTSS en een stel beschadigde stembanden. Dat laatste zorgt er dan ook voor dat je geen geluid uit Van Damme’s mond zult horen. Op één of andere manier is Daniel (Jean-Claude Van Damme) terechtgekomen in een achterbuurt van Washington D.C. waar latino’s (Mara Salvatrucha oftewel MS-13) de plak zwaaien. Een verpauperde buurt waar drugsverslaving de bron van inkomsten is voor deze vol getatoeëerde bendeleden.

Naast JcvD is het ook David Castañeda die toch wel een indruk naliet. Zijn vertolking als de bendeleider en kingpin Rincon is redelijk indrukwekkend. Niet alleen vanwege zijn dreigende houding, wreedheid en vastberadenheid waarmee hij een drugsbende leidt. Maar ook omdat hij zijn softe kant toont als hoeder over Lucas (Elijah Rodriguez) en Miguel (Nicholas Sean Johnny). En als beschermende broer van zijn lichamelijk gehandicapte zus Gabriela (Robyn Cara). Het hele verhaal draait rond Lucas die voor Rincon werkt als drugskoerier en liefst van al niet wil dat zijn jongere broertje ook terecht komt in dit wereldje. Als een hoogst belangrijke transactie misloopt, ook wel dankzij de inmenging van rechterhand Jester (Charlie MacGehan), is dat het begin van een zenuwslopende en nogal actierijk gedeelte.

Nogmaals, verwacht niet een typische JcvD film. Uiteindelijk is het een nogal mistroostige film die aantoont hoe destructief en gevaarlijk het is om in zo’n door drugsbendes gecontroleerde buurt te leven. Overleven is eerder het juiste woord want elke fout wordt meedogenloos afgestraft. Deze film toont het uitzichtloze leven van jongeren alhier. De titel is dan ook toepasselijk. Een lang en gezond leven is weinigen gegund in deze achterbuurt. Natuurlijk kan je ook enkele vraagtekens plaatsen bij deze film. Waarom is Daniel in godsnaam naar deze achterbuurt verhuist? Zocht hij de anonimiteit op? Probeert hij zijn verleden te vergeten? Wat was eigenlijk zijn familiale achtergrond? Of is hij gewoonweg alleen op deze wereld? Vergeten door de rest van zijn vertrouwde omgeving? Of is het voor hem een gemakkelijkheidsoplossing zodanig dat hij probleemloos aan de pijnstillers kan geraken die hem verlossen van waanbeelden en visioenen? En is hij zijn militaire ervaring kwijtgeraakt? Want als het op verdedigen aankomt, ziet hij er toch wel als een kluns uit. Al bij al is “We die young” een aanrader als je JcvD nog eens aan het werk wil zien. Een temporijke gangsta-film die nooit verveeld.

3*

We Go On (2016)

“Once you see what I'm gonna show you,

you're kind of gonna be in the inner circle on this thing, and...

well... you'll be open to it.

To them.”

Iedereen kent wel de befaamde zin “I see dead people” uit de ongeëvenaarde film “The Sixth Sense”. De vergelijking met deze film gaat natuurlijk niet helemaal op voor “We go on”. Maar op een bepaalde manier doet het je er wel aan denken. Niet dat deze film echt angstaanjagend is en volgepropte is met hartaanval-bezorgende schrikeffecten. Dus voor diegenen die bij een horrorfilm denken aan demonische verschijningen, een hele meute bloeddorstige zombies of een psychopathische gek die onschuldige meisje openrijt, zal ik nu al zeggen dat dit niet zo’n typische horrorfilm is. Om eerlijk te zijn vond ik in deze film de menselijke interacties tussen Charlotte (Annette O’Toole) en Miles (Clark Freeman) nog het meest amusante. En het uiteindelijke verhaal mag je ook al origineel noemen.

Miles (Clark Freeman) is iemand die door het dodelijk auto-ongeval van zijn vader door de jaren een hele resem fobieën heeft verzameld. Zo heeft hij angst om auto te rijden, pleinvrees, hoogtevrees en angst voor verrottingsverschijnselen. Eigenlijk komt het er op neer dat hij schrik heeft om te sterven. Moest ik alle Latijnse benamingen voor deze fobieën hier opsommen, dan is de kans groot dat bepaalde lezers een fobie zouden kweken om mijn mening nog te lezen. Met andere woorden, Miles is een echte angsthaas. Het wondermiddel dat hij bedenkt is enerzijds redelijk inventief en anderzijds ook iet of wat naïef. Als iemand hem kan aantonen dat er leven na de dood is door hem in contact te brengen met een geest of een spook, veronderstelt Miles dat hij wel eens een doodnormaal (Euh!) leven zou kunnen leiden.

Een paginagrote advertentie in de krant moet voor de nodige aandacht zorgen. Ik denk eerder dat de beloning van 30.000 $ ervoor zorgde dat een heleboel individuen hierop reageerde. Vanzelfsprekend zitten hier charlatans, oplichters, krankzinnigen en kwakzalvers tussen. En dat is dan het moment waarop Miles zijn moeder, Charlotte (Annette O’Toole), in beeld komt en haar zoon bijstaat in de moeilijke zoektocht naar geloofwaardige kandidaten, ook al is ze er stellig van overtuigd dat het allemaal larie en apekool is. Uiteindelijk blijven er drie kandidaten over. Vraag is of deze personen Miles effectief kunnen helpen. Dit moet je zelf maar ontdekken als je de film eens kijkt. Het is pas halfweg de film dat er eindelijk schot in de zaak komt en “We go on” een lugubere sfeer meekrijgt. En dat door de ontmoeting met Nelson (Jay Dunn), een schijnbaar doodnormale vent die als onderhoudsman werkt op de luchthaven. Hij zal Miles helpen om in contact te komen met datgene wat Miles zo dolgraag wil zien.

Zoals ik al eerder zei, is “We go on” niet echt creepy of angstaanjagend. Maar na de ontmoeting met Nelson, neemt de film een hele andere wending en is het toch redelijk spookachtig. Maar over het algemeen tracht men meer de nadruk te leggen op het humoristische dan het griezelige. Normaal gezien ben ik niet zo’n voorstander van humoristische horror. Meestal is het nogal overdreven, infantiele humor waarbij de persiflages op klassiekers elkaar opvolgen. Zoals in de “Scary movie” reeks. Bij aanvang is het nog grappig, maar na een tijdje begon het me te irriteren. In deze film is de humor meer subtieler en doodgewoon. Alsof het niet de bedoeling was om het grappig te maken en het per toeval in de film is geslopen. Ik geef toe, dat is juist het soort humor wat ik het meeste apprecieer. Geen geforceerde dijenkletser waarbij het gebruik van een lachband noodzakelijk is om het publiek te laten merken dat er iets grappigs gebeurd is.

De interactie tussen de twee hoofdpersonages is een genot om naar te kijken. Vooral Annette O’Toole is fantastisch. Beiden acteren op een spontane en natuurlijke wijze. Op bepaalde momenten leek het wel alsof er een levensechte moeder-zoon relatie bestond. Grandioos, uitermate grappig en aandoenlijk tegelijkertijd. Voor dat verdienen ze al sowieso een staande ovatie. Maar ook de film zelf verdient alle lof. Op een eigenzinnige manier slaagt de film erin om zich te onderscheiden van andere spookverhalen. Laat ik “We go on” een horror voor beginners noemen. Een fascinerend bovennatuurlijk verhaal zonder bloederige toestanden en hartkloppingen-bezorgende schrikeffecten. Ik ben ervan overtuigd dat de niet-liefhebbers van horror hier ook van zullen genieten.

3.5*

We Still Kill the Old Way (2014)

“They are nasty little piglets. And I really like to hear them squealing before the end.”

Toen ik de cover van deze film voor de eerste keer bekeek, een ouderwets uitziende lay-out met twee evenredig verdeelde vlakken waar enkele oudgedienden staan afgebeeld boven een groepje onbevreesde tieners, dan verwachtte ik eigenlijk een soort derderangs B-film die je na niet al te lange tijd kan kopen voor een weggeefprijs of die samen met 2 grote pakken paprikachips in een promotiepakket zit met als slogan “eet-wat-krokante-chips-bij-deze-hapklare-film”. Achteraf bekeken vond ik dat deze film die goedkope status niet echt verdiende, en dat het eerder een redelijk entertainende film was waarbij enkele hedendaagse straatjongeren, die meer respect hebben voor hun iPhone dan voor een oud-strijder zijn eervol verdiende medailles, door enkele oude gangster-veteranen hardhandig worden aangepakt. Dat de soms nogal brutale scènes hand in hand gingen met wat subtiele humor, vond ik een geslaagde cocktail.

Volledige recensie hier ...

We're the Millers (2013)

You can buy a house and run away from it.

Als ik het rijtje komedies afloop die ik recent heb gekeken (Pain & Gain, The Internship en The Heat) sluit deze film er wonderwel perfect bij. Een film waar ik van verwachtte dat het wel een ontspannend avondje filmpje kijken zou worden en wat me na weeral een stressvolle week zou doen ontspannen door het produceren van een aaneenschakeling van ontladende lachsalvo's. Zoals bij de opgesomde overige films bleven deze lachsaldo's spijtig genoeg weeral uit.

Ik vond het bij momenten wel een leuke film met soms spitsvondige one-liners en grappige situaties, maar dit werd teveel overschaduwd door redelijk platvloerse en ronduit belachelijke conversaties. Gemiddeld entertainment gehalte met soms een gevoel dat de schrijvers van het script zich er wel enorm makkelijk vanaf wilde maken door gebruik te maken van afgezaagde grollen die reeds meermaals in andere films gebruikt werden. Dat sex-getinte conversaties bij de meeste mensen grappig overkomen (en meestal ook bij mij) is begrijpelijk om dit dan ook uit te buiten. Maar je moet niet overdrijven! Als je de zoveelste insinuatie op het begrip "penis" (en aanverwante handelingen) hebt gebruikt, is het meer slaapverwekkend dan grappig. Het was inderdaad een "Meet the Fockers"-imitatie , maar dan met de "Brady Bunch" familie. Ik vind het altijd sowieso al vreemd als ik meer moet lachen met de bloopers bij de aftiteling dan met de film zelf.

Aan de cast ligt het niet. Ik vind ze bijna allemaal meesterlijk hoe ze hun personage neerzetten. Jason Sudeikis liet me niet direct een belletje rinkelen, maar hij speelde ook in "Movie 43" een klein rolletje. En dat is nu eens een film dat ik klasseer bij de grootste misbaksels op cinema-gebied ooit geproduceerd. Weeral een bewijs dat dit totaal niks te betekenen heeft, want hij speelt hier een glansrol met soms perfecte timing. Jennifer Anniston zal bij mij nooit dat juk kunnen afwerpen dat ze meegekregen heeft van "Friends". Alhoewel ze in deze film er bijna toch in slaagde om niet over te komen als de als-ik-vreselijk-kwaad-ben-begin-ik-enerverend-te-stampvoeten-Rachel. Ze trakteert ons dan ook nog op een zinnenprikkelende strip-scene waar uit blijkt dat ze er voor haar 44 nog uitermate sensueel uitziet met niet onaardige rondingen. (Sla je voor de kop Brad dat je dit hebt laten gaan en nu opgescheept zit met tuit-lip A.Jolie). Emma Roberts was het niet zo grappig gedeelte van de kunstmatige familie, maar dat had meer te maken met de complete achtergrond van het personage.

En dan kom je bij de uitblinkers voor mij. En dat is in de eerste plaats Will Poulter. Hilarische momenten en een schitterende mimiek dat deze kerel beheerste. Mijn favoriete moment (en het eerste waar ik over moest gniffelen) is het TLC-moment met "Chasing Waterfalls". Als het volgens het script was, hoedje af hoe hij het bracht. Was dit een plotse ingeving en pure improvisatie, dan noem ik de man geniaal. Voor mij de redder van deze film. Zonder de nerdy,droge en "dom rond zich heenkijkende" Kenny zou dit een totaal betekenisloze film zijn.

En in de tweede plaats "Scottie P.". Een verwaarloosbare rol , maar zo hilarisch en stupide. Ze hadden zijn scenes beter in de aanloop van de film moeten plaatsen en dan op dit elan verder gegaan.

En dan de meest ergerlijke rollen waren voor mij Kathryn Hahn die me telkens deed denken aan Kitty Forman, de moeder uit "That 70's show" die me steeds weer op mijn zenuwen werkte met dat hyperkinetisch gekir. En Ed Helms zou ik met plezier een paar keer met die ijssculptuur op zijn tronie geslagen hebben om hem daarna aan zijn orka te voeren. Wat een irritant ettertje was me dat.

Kleine randvermelding voor Molly C. Quinn om dat het zo een feeërieke verschijning was

Een film dus zonder verrassingen en een voorspelbaar verloop, met zijn sterke en grappige momenten, maar over het algemeen flauwe inhoud. In ieder geval toch iets beter dan de meeste crap die ik de laatste tijd heb moeten aanschouwen

2*

Welcome to the Punch (2013)

Een hardnekkige politieagent
Een top-crimineel
Weeral door de mazen geglipt
Corruptie op politieniveau en politiek niveau
Politiek spelletje voor topbaantje
Politieagent en crimineel hand in hand tegen de corruptie
Goede politieagent laat top-crimineel terug lopen


Dat is het zowat in een notendop. Weeral een politie-thriller met de standaard gegevens en niks wereldschokkends. De openingscene vond ik wel sterk qua uitzicht. Maar hier had ik ook een gevoel alsof het iets futuristisch ging zijn , met die grote glasachtige gebouwen en die totaal verlaten straten.

Strong vond ik dan wel enorm sterk in zijn rol als bikkelharde intellectuele top-misdadiger. Qua karakterkop evenaart hij Statham bijna. Daarnaast vond ik het samenspel en dialogen tussen Max en Sarah verfrissend en humorvol.

Daniel Mays weet ook zijn rollen uit te pikken want juist zoals in The Bank Job (recent gekeken) legt hij hier het loodje er bij neer

Maar in het algemeen was het maar een slappe bedoening en een flinterdun verhaaltje.
En hoogst irritant vind ik altijd de hoeveelheid munitie dat afgeschoten wordt en de hoeveelheid missers.

2*

Well, The (2014)

Alternatieve titel: The Last Survivors

“There was a time when a man owned the land, he controlled the water.

But things are different.

The water's mine, so the land is mine.”

Het gevoel dat ik overhield na het bekijken van deze post-apocalyptische film was een onweerstaanbare drang naar drinken. Juist zoals in “Mad Max” heerst er een verzengende droogte. Het aardse leven is herleidt tot een overlevingsstrijd in een wereld waar er al meer dan 10 jaar geen druppel regen is gevallen en overlevenden dagelijks op zoek gaan naar kostbaar water. Zo ook de moedige en piepjonge Kendal (Haley Lu Richardson) die dagelijks op patrouille gaat om te zorgen voor een paar teugen water voor zichzelf en enkele overlevenden in de omgeving. Ook is ze op zoek naar een bepaald onderdeel dat nodig is om een defect vliegtuig startklaar te maken, zodanig dat zij en de zieke Dean (Booboo Stewart) kunnen ontsnappen uit de doodse en droge Oregon vallei.

Eerst enkele positieve bemerkingen over deze film. Het mistroostige, uitgedroogde landschap wordt echt schitterend weergegeven. De door zand bedolven halfvergane huizen en de eindeloze zinderende woestijn zorgen ervoor, zoals ik al eerder opmerkte, dat je zelf naar iets snakt om je dorst te lessen. Voor deze ellendige, desolate wereld werd de Mojave woestijn gebruikt als decor. Het isolement van de verspreid wonende resterende inwoners, is op een adequate manier in beeld gebracht. Meermaals deden de beelden me terugdenken aan oude Western films. Vervolgens zijn de acteerprestaties, met name die van de jeugdige Richardson, bewonderenswaardig te noemen. Een hele prestatie op die leeftijd en ze vertolkt de rol als beschermster en behoedster van de waterbron met verve. De rol van Booboo is beperkt, mede dankzij zijn lichamelijke beperrking, waardoor zijn actieveld beperkt blijft tot de zolder. En de meest schattige rol is weggelegd voor Max Charles als Alby, een moedige kleine jongen die soms meer volwassen blijkt te zijn dan men in de eerste plaats dacht. En ondanks het gebrek aan actie en spanning, is de onderhuidse spanning voelbaar aanwezig.

Helaas waren er ook enkele negatieve punten. Ten eerste zijn de slechteriken niet bijster origineel te noemen. Vanzelfsprekend is er weer het religieus geëmmer dat erbij komt kijken. En als puntje bij paaltje komt, blijken ze ook niet bijster snugger te zijn als het op verdedigen aankomt. Op sommige momenten begon het ook redelijk eentonig te worden. Telkens maar weer het heen en weer geloop tussen de verschillende gebouwen en verlaten voertuigen, begon op een bepaald moment toch te irriteren. En dat fragiel meisje dat een samoerai zwaard hanteert, was ook niet bepaald een geloofwaardig moment.

Maar toch kon het me boeien en vond ik het, ondanks het geringe budget, aangenaam om naar te kijken. De uitzichtloze situatie waarin de enkelingen zich bevinden en het krankzinnige plan van Carson om de heerschappij te verwerven over al het aanwezige water zodanig dat zijn dochter Brooke erfgename is van een imperium, zorgt voor een zenuwslopend kat-en-muis spel. “The Well” is zo’n typische low-budget film die er toch in slaagt andere gelijkaardige films te overstijgen door het juiste gebruik van beperkte middelen, zijn authenticiteit en degelijk acteerwerk.

3*

Wer (2013)

“There are also some signs of bite marks,

that seems to belong to a great beast.

Broken knees as a whole.

Well, the whole jaw was broken.

Again, no signs of the use of weapons of any kind ...”

Er is een horrorgenre waar echt heel weinig films over gemaakt worden. En dat is het weerwolf-genre. We worden overspoeld met films over zombies, allerlei demonische krachten en paranormale verschijnselen, maar onze overdadig behaarde vriend zien we niet zo vaak passeren. Er zijn maar een beperkt aantal succesvolle en geslaagde weerwolf films en daaronder reken ik “The Wolfman”,”Silver Bullet” en ”The Howling”. “An American werewolf in London” is voor mij wel echt dé klassieker en het juweeltje in dit genre. Niet voor niets dat deze film ook een Oscar en Saturn award won voor beste grimage. Vanzelfsprekend zijn er dan ook wel enkele misbaksels geproduceerd die qua grimage, speciale effecten en inhoudelijk volledig de bal misslaan, zoals “Night Wolf” bijvoorbeeld.

In “Wer” (belachelijke filmtitel trouwens) krijgen we echter geen weerwolf te zien maar eerder een “Wolfman” d.w.z. er is niet echt een transformatie te zien en het desbetreffende wezen heeft buiten een overdadige beharing, indrukwekkende gestalte en waarschijnlijk krachtig gebit met buiten proporties gegroeide tanden, niet echt het uiterlijk van een wolf (alhoewel we hiervan toch een glimp krijgen te zien op het einde).

Wer - Filmjaar.nl

What Happened to Monday (2017)

Alternatieve titel: Seven Sisters

“We are one human family sharing this Earth.

Today, together, we make history.

The Child Allocation Act is the first vital step towards preserving our planet

and making a better future for our children.”

Toen ik de synopsis las van deze film, was ik ogenblikkelijk opgewonden, want het concept sprak me enorm aan. Toen ik exact één jaar geleden de film “The Thinning” bekeek, was ik ook benieuwd naar het eindresultaat omdat ik het basisidee magistraal vond. Spijtig genoeg was het in mijn ogen een mislukte poging om het te lanceren als pilootfilm om er nog enkele hersenloze vervolgen aan te breien. Ik vrees dat ze die plannen opgeborgen hebben. Ook in “Seven Sisters” (oftewel “What happened to Monday?” zoals de film in de V.S heet) speelt de overbevolking de mensheid weer parten. Erger nog. Door de klimaatsveranderingen zorgen extreme droogtes ervoor dat er een schaarste heerst qua voedsel. Een genetische ingreep door de wetenschap brengt soelaas maar heeft één vervelende bijwerking. Het aantal meerlingen die geboren worden, neemt drastisch toe. De oplossing van het ene probleem is nefast voor het andere prangende probleem. Een nieuwe wet wordt gestemd waardoor het alleen toegestaan is om één kind te verwekken. De onwettige kinderen worden middels cryoslaap gestockeerd tot betere tijden aanbreken waardoor ze wel een toekomst hebben in deze wereld.

Zo verliep het dus niet bij de familie Settman. Daar is het de grootvader (Willem Dafoe) die ervoor zorgt dat de zeven zustertjes in groots geheim opgroeien. Uit praktische overwegingen geeft hij elk kind als naam een weekdag, zodanig dat ze op latere leeftijd weten op welke dag ze de woonst mogen verlaten. Op die manier leven ze als zevenling het bestaan van een individu. Het principe van de beruchte drie musketiers “Eén voor allen en allen voor één” vervalt in het niets. Ben je een fervent fan van Noomi Rapace, dan is deze film de vervulling van een natte droom. Ze speelt namelijk de rol van elk zusje in deze familie. Elk hun eigen uiterlijk, karakter, nukken en intellect. Verwacht je dan ook aan veelvuldige scènes waarbij ze duelleert met woorden tegen zichzelf. Een getrukeerde monoloog eigenlijk. Het deed me terugdenken aan de fratsen die Eddy Murphy al demonstreerde in “The nutty Professor”, maar dan niet zo hilarisch en zonder flauwe moppen waar flatulentie bij komt kijken.

Noomi Rapace speelde een schitterende rol in “Män Som Hatar Kvinnor”, was innemend in “Dead Man Down” en maakte indruk op mij in “Child 44”. Hier is het niet haar acteren dat een voorname plaats inneemt. Het zijn de technische hoogstandjes die ervoor zorgen dat ze een gedenkwaardige rol speelt. De perfect gemonteerde dialogen en toch wel ingenieus in elkaar gestoken vechtscènes zorgen ervoor dat ze schittert op het grote doek (in zevenvoud). Spijtig genoeg is dit niet voldoende om er een indrukwekkende film van te maken. Het is uiteindelijk niet meer dan een thriller met sciencefiction elementen. Er was voor mij maar één fragment waar ik ademloos naar gekeken heb en dat is de eerste confrontatie tussen een deel zussen en diegenen die het lang bewaarde geheim willen elimineren. Verder was het een heel onderhoudende film maar indrukwekkend was het echt niet.

Het decor zag er futuristisch genoeg en deed het soms denken aan “Blade Runner”. De algehele aankleding was perfect verzorgd. Vanzelfsprekend staat Noomi Rapace grotendeels in de schijnwerpers waardoor de rollen van Glenn Close, als stuwende kracht achter het overheidsapparaat CAA, en Willem Dafoe als aanvulsel aanvoelen. Vooral Glen Close, die zich weeral als een rasechte Cruella DeVil gedraagt, is een nogal eendimensionaal personage. Voorts was het ook niet zo moeilijk om te raden hoe de film zou aflopen. Al bij al voelde het aan alsof de hele film gedrapeerd werd rond een ingenieus concept en een pienter uitgedachte gimmick.

2.5*

What Keeps You Alive (2018)

She fell off a cliff.

911, my wife, she fell off a cliff.

Oh, my God! Please help me.

Sommige huwelijken stranden omdat de gehuwden tot het besef komen dat hun interesses niet stroken met elkaar of omdat er teveel tegenstrijdigheden zijn die leiden tot eeuwigdurende ruzies. Scheiden doet lijden zegt men in de volksmond. En sommige echtscheidingen leiden tot vechtscheidingen. Het enige wat je kan zeggen is dat in normale omstandigheden beide individuen hun leven terug oppikken en proberen het geluk terug te vinden. Bij Jules (Brittany Allen) en Jackie (Hannah Emily Anderson) liggen de zaken compleet anders. De ene maakt er een sport van om een scheiding door te drijven. En dat op wel een heel bruuske en dodelijke manier. De vergelijking met een zwarte weduwe is snel gemaakt. En de reden voor deze drieste actie is eerder lucratief.

What keeps you alive” is een thriller die op meerdere vlakken verschilt met gelijksoortige films. Zo is er ten eerste het geval van een vrouwelijke seriemoordenares. Veel vrouwen vind je niet in de “Hall of fame” van seriemoordenaars. De enige die ik me voor de geest kan halen is Aileen Wuornos die door Charlize Theron op voortreffelijke wijze werd vertolkt in “Monster” in 2003. Het zijn vooral mannen die het lijstje van psychopathische, geschifte seriemoordenaars opvullen. Dat al ten eerste. En vervolgens hebben ze een lesbisch koppel opgevoerd. Voordeel ten opzichte van een standaard koppel is dat er hier geen sprake is van het sterkere geslacht dat het vrouwelijke geslacht domineert. En voordat ik als seksistische lomperik wordt uitgemaakt en Dolle Mina’s furieus met braadpannen beginnen te smijten : Ik heb geen enkel probleem met welke geaardheid dan ook. Ik vond het alleen een uniek en interessant uitgangspunt en was dan ook benieuwd hoe het machtsvertoon zich ging manifesteren.

Van meet af aan is het duidelijk dat Jules de mannelijke rol opeist binnen deze lesbische relatie. Ze ziet er niet alleen mannelijker uit dan Jackie, ze beweegt en kleedt zich ook als de stoerdere vrouw. Haar vriendin is een aantrekkelijke jongedame die voor het avondeten zorgt en naderhand voor de gezelligheid een gitaar ter hand neemt. Alleen is het geen vrolijk kampvuurnummer maar een vreemdsoortig bezwerend lied over een demon waarbij de zin “Better run for your life, boy” nogal bedreigend overkomt. En zeker als je de angstaanjagende blik van Jackie ziet. Een beetje zoals Eddie Vedder je soms aankijkt in de videoclip “Jeremy”. Dat zou de voorbode kunnen zijn voor heel wat onheil.

What keeps you alive” is zeker geen slechte film. Het is echter maar een doorsnee thriller. Een film over hoe sommige individuen zich heel anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. Zo komt Jules algauw tot de vaststelling dat er zaken zijn die ze niet echt wist over haar lieflijke vrouw. Als ze ontdekt dat ze naar een andere naam luisterde vroeger en dat ze al meerdere vriendinnen heeft gehad, dan begint Jules zich toch vragen te stellen. En voordat ze het beseffen verandert het romantisch onderonsje in een ware strijd waarbij één van beiden tracht te overleven nadat ze zwaargewond raakt. Echte verrassingen zijn er niet. En er zijn toch ook wel enorm domme momenten zoals bij het etentje met Jackie’s jeugdvriendin en diens echtgenoot. Een ongeloofwaardig moment waarbij ik energiek met mijn hoofd begon the schudden. Het resultaat is moorddadig en de acties die ondernomen naderhand vind je wel eens terug in een horror. Maar verder vond ik dat deze film niet echt in het horrorgenre thuishoorde.

Tja, echt origineel is de film niet. Telkens het over een blokhut gaat dat zich in het woud bevindt, kan je ervan uitgaan dat er zich vreselijke dingen gaan afspelen. Toegegeven, de film bevat enkele prachtige beelden. Het immense woud en het uitgestrekte meer worden op een adequate manier gebruikt als decor. En het acteerwerk van zowel Brittany Allen en Hannah Emily Anderson is verre van slecht. Vooral Anderson vond ik echt wel overtuigen. De manier waarop haar duistere kant het overneemt is schitterend om te zien. Maar meer dan een kat-en-muis-spel kan je het eigenlijk niet noemen. Ook al is de roeiboot scène zenuwslopend te noemen. En is de finale wending vindingrijk te noemen. Toch zorgt dit er niet voor dat deze Canadese thriller niet echt boven het gemiddelde uitstijgt.

2*

What Still Remains (2018)

Dreams give us hope.

And if we don't have hope, then what's the point in living?

Als je de synopsis leest van deze film, zal je reactie op dat moment waarschijnlijk hetzelfde zijn als die van mij. “Jezus, niet alweer zo’n post-apocalyptische film waarbij de wereldbevolking is gedecimeerd tot een handvol overlevenden, terwijl het aardoppervlak geteisterd wordt door bloeddorstige zombies of oorlogszuchtige aliens die het jarenlang eten van zoutloze aardappelen beu zijn en hier onze natuurlijke zoutmijnen komen plunderen”. Wel, in wezen komt het daar wel op neer, maar is van heel het apocalyptische niet echt veel te merken. Je zal geen enkele zombie of buitenaardse te zien krijgen. Nu, de epidemie die ervoor gezorgd heeft dat de wereldbevolking uitgedund werd, is dan ook al 25 jaar geleden uitgebroken. Misschien daarom dat de nadruk hier ligt op de overlevenden in plaats van op de Apocalyps zelf.

Anna (Lulu Antariksa) is zo’n overlevende. Ze is 19 jaar en heeft dus het gebeuren niet echt meegemaakt. En ze leeft afgezonderd in een redelijk beschermd domein (alhoewel een houten schutting niet echt iets is dat een zombie horde zou kunnen tegenhouden) samen met haar ernstig zieke moeder en haar broer David (Roshon fegan). Het duurt niet lang of ze blijft eenzaam en alleen achter nadat haar moeder een natuurlijke dood is gestorven en haar broer in handen is gevallen van een als een cowboy fluitende schim in het woud. In eerste instantie is het niet duidelijk in wiens handen hij is gevallen. Naderhand kom je te weten dat er rondzwervende groeperingen zijn die men “berserkers” noemt en die jacht maken op anderen om zich te bevoorraden. Waar men echt bang voor zou moeten zijn in deze vervallen maatschappij bleef vooralsnog een raadsel.

Verwacht dus niet iets gelijkaardigs als “How it ends”. Het heeft meer weg van “Holy Ghost People”. De dag dat Peter (Colin O’Donoghue) schijnbaar per ongeluk bij de woonst van Anna opduikt, lijkt het wel alsof hij een uitweg naar een zorgelozer bestaan heeft voor Ann. Hij is de medestichter van een religieuze commune die bescherming en vriendschappelijk gezelschap aanbiedt. Iets waar Anna wel behoefte aan heeft nu ze eenzaam en alleen is achtergebleven. De kalmte en vriendelijkheid die Peter uitstraalt (zoals een echte geestelijke leider het betaamt) overtuigen haar. Wist zij veel dat er een aantal addertjes onder het gras zaten. Uiteindelijk lijkt het alsof ze voor heel andere redenen uitgenodigd werd. En voordat ze het beseft zit ze eigenlijk in een gelijkaardige situatie, alleen op een andere locatie.

What still remains” is geen spannende film met zenuwslopende confrontaties en gevechten op leven en dood. Het is eerder een sociodrama en een “coming of age” in een terug recht krabbelende wereld. Het is het verhaal over vertrouwen en wantrouwen. En vanzelfsprekend het terug opleven van geïsoleerde communes waar individuen op een bepaalde manier zich boven anderen plaatsen om zogezegd een veiligere koers te varen. Dat het religieus aspect hier aan bod komt is eigenlijk nogal logisch. In dagen van tegenspoed is er altijd dat “zich richten naar een hogere macht” dat zich meester maakt van de mensen. Dat er enkele snuggere slimmeriken zijn die dit dan weeral misbruiken in hun voordeel en met een eigen vorm van religie afkomen, is ook niet wereldschokkend. Het positiefste aan deze film is het samenspel tussen Lulu Antariksa en Colin O’Donoghue. Voor de rest brengt het niks nieuws en krijg je een ik-heb-het-al-eens-eerder-gezien gevoel. Alleen betrapte ik me op het neurieën van “It’s the end of the world as we know it”. Alleen de “And I feel fine” is niet echt op zijn plaats na het zien van “What still remains”.

2.5*

Whiplash (2014)

“The truth is, Andrew

I never really had a Charlie Parker.

But I tried.

I actually fucking tried.”

“Whiplash”. Je zou denken dat deze film het relaas vertelt van een drummer (de filmaffiche verklapt dit al gedeeltelijk) die door het heftig bespelen van zijn instrument dit letsel heeft opgelopen. Of die door ritmisch te trommelen op zijn stuur tijdens het rijden met de wagen, de controle verloor en ligna recta achterop zijn voorligger inreed. Onrechtstreeks zou je de titel van deze magistrale en uiterst ritmische film daaraan kunnen linken, want de arrangementen die Andrew (Miles Teller) voor zijn neus geschoven krijgt, zouden gerust wel eens voor een nekletsel kunnen zorgen. En als het over dat controle verliezen gaat … tja … dan moet je eerst de film zelf eens gaan kijken. In ieder geval refereert de filmtitel naar een muziekstuk geschreven door de Amerikaanse jazz componist Hank Levy. Het centrale thema van de film is hoever je iemand kan drijven om bepaalde onmenselijke grenzen van zijn eigen kunnen te overschrijden. Nu, voor mij ben je toch al een topmuzikant als je het volledige arrangement van “Whiplash” en “Caravan” (geschreven door Duke Ellington) van buiten kent. Dan mag je hier en daar nog een steek laten vallen en een tel erlangs zitten. Uiteindelijk zal ik nog een grenzeloze bewondering hebben voor de muzikant na het voltooien van zo’n bovenmenselijke prestatie.

Recensie Whiplash ...

White House Down (2013)

Walker: You just killed the Secretary of Defense.
Stenz: Well, he wasn't doing a very good job.


Een drietal maanden geleden heb "Olympus has fallen" op een luie zaterdagavond bekeken en goed bevonden. Mijn mening over OHF was dat het een recht-door-zee verstand op nul actiefilm was , waar geen ingewikkelde verhaallijn in zit en de pure essentie van deze film was om zoveel mogelijk lijken in stapeltjes van 4 te produceren. Daarlangs was ik ervan overtuigd dat het Amerikaanse superieure patriottistisch gevoel weer er van zou afdruipen en dat het weer één volk tegen allen zou worden met een zegevierende meute als afsluiter. Al bij al een voor mij voortreffelijk actie-prent dus.

“White house down” tapt eigenlijk uit hetzelfde vaatje. Je zou zelfs durven zeggen dat het een doorslagje is van de eerste film. En toch is deze film van Roland Emmerich een tikkeltje beter en meer geloofwaardig. Toegegeven, er zitten ongeloofwaardige dingen in en plotgaten zo groot als het gat in de ozonlaag. Maar eigenlijk kijk je daar straal langs en geniet je ook bij deze film van de aaneenschakeling van de actiescènes, massale schietsalvo’s en close-combat momenten. Dat een doodeenvoudige snul zomaar daar kan binnen komen paraderen om naderhand met een zaklamp in zijn mond een provisiekamer begint te doorzoeken waar een uniform in zit of een bende techniekers die een dolby surround systeem komen installeren en dan daar rondhossen met dozen zonder toezicht, kwam nogal belachelijk over. Het meest lachwekkende vond ik als Cale op het dak onder vuur word genomen door de Black Hawk en dat er dan zo een snuggere is die opmerkt dat het misschien één van hun kant zou kunnen zijn.

Het is weeral een veiligheidsagent die niet aanvaard wordt in de veiligheidsdienst die weeral de held wordt en de president het hachje redt. Dat zijn dochtertje ook aanwezig is en uiteindelijk gebruikt wordt als aas om hem uit zijn hol te lokken is weeral zo'n gegeven waardoor het weeral begint te ruiken naar een "Die Hard" kloon. Maar Channing Tatum vond ik wel overtuigend als hoofdrolspeler en Foxx vind ik een aangename vertolker van de Amerikaanse president en is onvermijdelijk een weerspiegeling van Barrack Obama. De slechteriken zijn weeral stereotypes van hersenloze spierbundels die uiterst goed voorbereid aan de missie beginnen en als alles begint fout te lopen, allen als een kip zonder kop beginnen rond te strompelen om het probleem van de baan te krijgen. Resultaat : ondanks de numerieke meerderheid , leggen ze er het loodje bij neer één voor één. De apotheose waarbij Stenz’s hoofd eraf wordt geblazen , was dan weeral genieten.

Een zaak waar ze wel flink werk van hebben gemaakt is de veelvoud van mogelijke plots. De reden waarom de aanslag gebeurde is als volgt op te sommen :
1. Weerwraak van gesneuvelde zoon in een uitzichtloze Midden-Oost conflict of
2. Zelfmoordmissie wegens tumor of
3. Toch voor het geld

Uiteindelijk bleek het toch een spitsvondig ineengestoken plan door Raphelson om aldus het postje als president te bemachtigen. Veronderstel ik toch.

Voor mij was deze beter dan OHF en vond ik James Woods ijzersterk als op pensioen gaande Walker en Jamie Foxx als president. Deze laatste kwam soms grappig uit de hoek.

3.5* (En OHF herzien naar 3*)

White King, The (2016)

“They all will have to lose something.

If not you are a traitor.”

The White King” speelt zich ergens in een toekomstige maatschappij af. Is er een wereldwijde, allesvernietigende oorlog uitgebroken? Een dodelijke epidemie? Of is er een wereldstaat in geslaagd om de mondiale communicatie plat te leggen waarna ze door gebruik te maken van conventionele oorlogsvoering alle hightech gerelateerde landen kon veroveren? En voerden ze na deze invasie een totalitair regime in? Echte antwoorden zal je hier niet op krijgen. Het lijkt eerder op een hermetisch afgesloten kamp waar elke vorm van luxe ontbreekt en de voorziening in levensbehoeftes beperkt is. Het regime heeft fascistische trekjes compleet met een soort Hitlerjugend waar jongeren automatisch toetreden. Vaste militaristische tradities om “The Homeland” te eren. Een voedselbevoorrading dat geleid wordt volgens strikte regels. En blijkbaar is elke woning voorzien van een intercom systeem waar de dagdagelijkse productiehoeveelheden en praktische info worden doorgegeven. The Homeland is geen menslievende samenleving, maar een samenleving waar dwang, controle en bestraffing de kernwoorden vormen. En dit onder het alziend oog van strategisch geplaatste bewakingscamera’s.

Het is in deze commune dat Djata (Lorenzo Allchurch) opgroeit. Een voortdurende sfeer van dreiging en onderdrukking staat een zorgeloos jeugdig leven in de weg. Kwajongensstreken worden hier met harde hand (en boksijzer) bestraft. En wanneer hij met enkele vriendjes tracht zijn voetbal te ontfutselen uit de handen van enkele oudere pestkoppen (zonen van iemand hoogstaand in de militaire hiërarchie waarschijnlijk), draait dit uit op een gewelddadig gevecht in plaats van een soort capture-the-flag spelletje. Daarenboven is zijn vader opgepakt wegens politiek incorrect gedrag. Vanaf dan wordt hun leven er niet eenvoudiger op. Hun vrijheid wordt beknot en bepaalde levensbepalende behoeften worden hun ontnomen.

Dit alles speelt zich af aan de voet van een immens beeld dat proportioneel vergeleken kan worden met het Christusbeeld in Rio de Janeiro, maar qua vormgeving eerder lijkt op een illustratie uit het marxistische Rusland van weleer. Dit beeld blijkt een portret te zijn van de dictator die deze maatschappij heeft opgericht. Verwacht echter geen verdere duiding hierover. De symboliek die gebruikt wordt doet vanzelfsprekend denken aan andere regimes uit het verleden. Het ene regime al strikter en dictatorialer dan het andere. Ondanks de pogingen om een tienersfeer te creëren met een zoektocht naar een schat door Djata, zijn bezoek aan invloedrijke grootouders en het kortstondige intermezzo in een futuristisch uitziend gebouw buiten de bewaakte zone, blijft de sfeer in deze film somber en sinister. Dit is geen dystopische film zoals “The Hunger Games” of “Divergent” waar een heldin het totalitair regime omverwerpt, maar een cynische film over een niet zo ondenkbare wereld waarin menselijke vrijheid onbestaand is. Te denken dat in onze huidige wereld er mensen zijn die daadwerkelijk in zulke mensonterende omstandigheden leven.

De enige acteurs die me bekend voorkwamen waren Ross Partridge en Jonathan Pryce als respectievelijk vader en grootvader van Djata. Hun rollen zijn echter beperkt (maar wel van betekenis). Het zijn vooral Lorenzo Allchurch en Agyness Deyn die een schitterende prestatie afleveren. Allchurch’s naïeve, kinderlijke blik op de maatschappij waarin hij leeft wordt geleidelijk aan vervangen door een vastberaden houding. Niet hoogstaand acteerwerk maar toch bewonderenswaardig om op zo’n jonge leeftijd een dergelijke rol te spelen. Ook Deyn’s rol was niet bepaald vanzelfsprekende. Een zorgzame moeder die haar zoon tracht te beschermen en er alles voor over heeft om haar gedeporteerde man terug te krijgen. De film moet het niet hebben van magistrale beelden vol speciale effecten. Of actierijke strijdtonelen waar rebelerende jongeren een regime trachten omver te werpen. Het verhaal is over het algemeen redelijk oppervlakkig en vaag. Bepaalde scènes waren nogal overbodig. Zoals de confrontatie met General Meade die enkel en alleen diende om aan te tonen dat het zich afspeelt in de verre toekomst. Het einde is plots en laat je achter met prangende vragen. Qua sfeer is het een geslaagde film. Een sobere en compromitterende sfeer die aanvoelt als een levensechte nachtmerrie. Een nachtmerrie waar niemand graag in wil terechtkomen.

2.5*

Who's Driving Doug (2016)

Er zijn soms zo van die films waar ikzelf niet kan uitmaken of ik het nu een goede of slechte film was. Enerzijds is “Who’s driving Doug” een unieke film met een unieke levenssituatie als uitgangspunt. Anderzijds worden de clichématige elementen van een coming-of-age roadmovie ten volle benut. Doug is een aan een rolstoel gekluisterde spierziekte-patiënt die voor eens in zijn leven zijn beperkingen opzij wil zetten om een levenswens te vervullen. Namelijk een trip naar Las Vegas . Een bij momenten ontroerende levensschets over iemand die liefst van al zou willen dat hij aanvaard werd zoals hij is en niet beschouwd wordt als iemand van een andere planeet. Het feit dat RJ Mitte (Doug) zelf op jonge leeftijd werd gediagnosticeerd met hersenverlamming en Michael Carnick (scriptschrijver) zelf een fysieke beperking heeft en door het leven gaat als rolstoel patiënt, maakt wel dat de vertolking van Doug realistisch overkomt.

Doug’s leven neemt een vreemde wending op het moment dat zijn persoonlijke chauffeur er de brui aan geeft. Hij is genoodzaakt om een andere te zoeken. En die dient zich aan in de persoon van Scott (Ray William Johnson). Scott is een zorgeloze nobody, die net geweigerd werd door de faculteit waar Doug school loopt, en die het leven neemt zoals het zich aandient. Zo ook de opportuniteit om de nieuwe privéchauffeur te zijn van Doug. Als blijkt dat Scott naar Las Vegas moet voor familiale problemen, overtuigt hij Doug om mee te gaan en aldus een nooit vervulde wens waar te maken. Met zijn overbezorgde moeder (Daphne Zuniga) sluit Doug een compromis, zodanig dat hij dit mag ondernemen. Zijn schoolvriendin Stephanie (Paloma Kwiatkowski), waar hij stiekem verliefd op is, neemt hij mee op sleeptouw als chaperonne. De drie starten de trip als onbekenden voor elkaar, die elkaar beter leren kennen en een kameraadschappelijk band creëren. Inclusief een meer intiemere band, wat dan weer voor bijkomende problemen zorgt.

Who’s driving Doug” zit vol met redelijk grappige momenten (zoals bijvoorbeeld de reactie van Doug op een schrijfsel van één van zijn klasgenoten) en ontroerende momenten. Zelf had ik niet het gevoel dat deze laatste voorvallen gebruikt werden om medelijden op te wekken of om aan te tonen hoe onrechtvaardig de maatschappij soms kan zijn ten aanzien van invaliden. Ik kan me wel indenken dat invaliden situaties meemaken zoals dat van in het wegrestaurant. En ondanks dat de voorspelbare lijst van “verplicht uit te voeren dingen als je een gehandicapte zoals Doug naar Las Vegas voert” gedisciplineerd werd uitgevoerd, bleef het toch boeien. Doug komt tijdens de trip dus voor de eerste keer in aanraking met drank, drugs, seks en gokken (een “Rain man” vergelijking is snel gemaakt). Dit zorgt voor grappige en ontroerende impressies.

Waar liep het dan fout? In tegenstelling tot de impressionante acteerprestatie van Mitte, was dat van Ray William Johnson niet altijd zo overtuigend en Kwiatkowski was overwegend ronduit irritant. De staat waarin Zuniga zich bevond (ik zou het zeker niet als een gezonde geestelijke toestand bestempelen) werd door haar voortreffelijk gespeeld, maar kwam na een tijdje overdreven over. De driehoeksverhouding was ongeloofwaardig en op dat moment waren de interacties soms van erbarmelijk laag niveau. De ontknoping en onthulling was nogal abrupt. Zo abrupt als Scott’s uiteindelijke lotsbestemming. En ondanks dat men trachtte om melodramatische en pathetische elementen te mijden, kon men er het toch niet aan weerstaan om te eindigen met een overdreven emotionele monoloog. “Who’s driving Doug” is een emotionele film, voorzien van humor en tragiek, die het gemiddelde overstijgt dankzij het excellente acteren van Mitte.

3*

Who's Watching Oliver (2017)

Who’s watching Oliver” zal zeker en vast niet door iedereen gesmaakt worden. Het is een film over voyeurisme, sadisme en totale krankzinnigheid. Op et eerste zicht lijkt het aslof deze film inhoudelijk niet veel voorstelt. Maar naarmate de film vordert, kom je tot de vaststelling dat het een meer uitgesproken boodschap bevat. Het moment dat Oliver (Russell Geoffrey Banks) als een krankzinnige een opgescharreld meisje begint te mishandelen en te folteren, onder toeziend oog van zijn autoritaire moeder (Margaret Roche) die het hele spektakel via een webcam gadeslaat, ga je ervan uit dat dit de zoveelste ziekelijke folterfilm is. Maar zo gauw de knappe Sophia (Sara Malakul Lane) in beeld komt, kantelt de verhaallijn lichtjes. Vanaf dat moment is het niet meer de Oliver die zonder verpinken de nukken van zijn moeder moet verdragen en routineus zijn twee pilletjes inneemt, om vervolgens op zoek te gaan naar een volgend slachtoffer. Neen. Nu is het de Oliver die beseft dat er misschien een uitweg bestaat uit dit gewelddadig bestaan.

Is “Who’s watching Oliver” een uitstekende film? Nee, dat nu ook weer niet. Maar het is wel een choquerende en verwarrende film. Nodeloos te zeggen dat ik de acteerprestatie van Russell Geoffrey Banks subliem vond. De manier waarop hij Oliver portretteert is magistraal. Die dwaze uitdrukking op zijn gezicht met zijn vooruitstekende onderkaak en scheefzittende tanden. Een sullig brilletje en achteruit gekamde vettige haren. Het debiel gebazel en het binnensmonds gemompel. Dit alles zorgt ervoor dat je hem ziet als een geestelijk gestoord individu. En het moment dat hij in lachen uitbarst, is tegelijkertijd aandoenlijk als angstaanjagend. Een lach van een dwaas of een schizofrene gek. Het is ook overduidelijk dat Oliver’s toestand rechtstreeks te maken heeft met zijn moeder, want die is van hetzelfde niveau. Ook een totaal krankzinnig mens. Ook al zien we Margaret Roche louter en alleen verschijnen op een monitor. De manier waarop ze druk gesticulerend de slachtoffers denigrerend toespreekt en uitlacht voelen diabolisch aan. Als je dan te weten komt hoe het haar man verging, dan besef je pas hoe geschift deze vrouw is.

En dan is er de naïeve en engelachtige Sophia die spontaan contact zoekt met Oliver in het pretpark waar hij dagelijks tot rust komt. Achteraf bekeken is het ook een andere rusteloze ziel die troost zoekt. Het is niet dat je een uitgesproken uitleg krijgt over haar verleden. Maar tussen de regels door kan je veronderstellen dat ze ook een verleden gekend heeft vol misbruik en verdriet. Waarom Sophia hem benaderde, bleef uiteindelijk voor mij een raadsel. De eindscene zorgt voor een verscheidenheid aan interpretaties. Zal Oliver zich ontrekken aan de grip van zijn moeder op dat moment? Of vond hij zijn “partner in crime” ? Daar heb je het raden naar.

En zo zijn er nog meer van die onduidelijkheden. Hoe komt het dat Oliver in Thailand rondslentert? En waar komt al dat geld vandaan om meisjes naar zijn kamer te lokken? “Who’s watching Oliver” is zo’n typische film waar je als kijker niet weet welke richting het uitgaat. Maar als je het expliciete naakt en de bloederigheid weglaat, blijft er een fragiel liefdesverhaal over. Maar wel op een bizarre wijze. Alles voelt nogal absurd aan. Zeker als er vrolijke jazzy muziek met een xylofoon weerklinkt tijdens het opruimen van de slachtoffers. En de dagelijkse trip naar één of ander pretpark in dit Aziatisch land benadrukt de absurditeit van het geheel. Voor diegene die houden van slasherfilms met een psychopathisch personage wiens meedogenloos gedrag voor bloederige toestanden zorgt, is dit zeker en vast een aanrader. En deze film geeft er dan ook nog eens een briljante wending aan. Niet voor niets dat deze film al in prijzen gevallen is op filmfestivals.

3*

Whole Truth, The (2016)

“They don’t teach this in law school.

Yes, all witnesses lie.”

The whole truth and nothing but the truth, so help you God”. Hoeveel keren hebben we deze zin al niet eens gehoord in één of andere rechtbank-drama? En dat is dan ook het grootste minpunt aan deze film. Hebben we het al niet eens eerder al gezien? Het enige wat ik me na een tijdje afvroeg is wie er eigenlijk niet loog tijdens deze rechtszaak. En dat is dus wat Richard Ramsay (Keanu Reeves) de pas aangeworven Janelle (Gugu Mbata-Raw) wil bijbrengen. Het feit dat alle getuigen liegen. Behalve Mike Lassiter (Gabriel Basso). Die heeft nog geen enkele leugen over zijn lippen gekregen, daar hij nog steeds zwijgt als vermoord (hoe toepasselijk). Het feit dat zijn handafdruk op het bloederige mes terug te vinden is waarmee zijn vader Boone (Jim Belushi) werd vermoord, is voldoende om hem te beschouwen als hoofdverdachte numero uno.

Echt slecht is de film niet. Maar het is allemaal zo triviaal en gekend dat het uiteindelijk aanvoelt alsof je naar een doorsnee televisie drama aan het kijken bent. Zo’n film waarvan je naderhand niet meer beseft het ooit gezien te hebben. De alom gekende clichés die bij zo’n misdaadverhaal horen zitten er natuurlijk ook in. Je kan er al vanuit gaan dat de hoofdverdachte het niet gedaan heeft. Als vanzelf focus je je dan op een ander personage dat eventueel de hoofdprijs zou kunnen wegkapen als hoofdverdachte, om dan tenslotte bij de ontknoping tot de vaststelling te komen dat je er helemaal naast zat. Alhoewel ik de uitkomst nogal logisch vond.

In het verleden kon ik wel eens stiekem genieten van een episode uit “LA Law”. De manier waarop een rechtszaak verliep waarbij flamboyante advocaten op een uitgekookte manier weeral dat flintertje bewijs bovenhaalden om voor hun cliënt de vrijspraak te verkrijgen. Niet dat het altijd zo vreselijk spannend was, maar de algehele sfeer met de intellectuele betogen en lyrische advocatenpraat spraken me wel aan. Ook hier wordt dit intellectueel geneuzel gehanteerd door Reeves en zijn confraters. En eigenlijk is Reeves best geschikt voor zo’n type rol. Zijn gereserveerde en stoïcijns kalme houding maken van hem een ideale kandidaat. Daarnaast komt zijn staalharde gelaatsuitdrukking, waarop geen zweem van emotie te bespeuren valt, goed van pas. Ik ben er zeker van dat indien hij niet zijn gading had gezocht in Hollywood, hij een verdomd goede advocaat zou kunnen zijn. Ik vond het in ieder geval een meer geslaagde prestatie dan die als rechercheur in “Exposed”.

De enigen die schitterden in deze film waren James Belushi en Gugu Mbatha-Raw. Belushi speelt de irritante, arrogante Boone die zichzelf al te graag op een piëdestal plaats en als dominant familiehoofd zijn vrouw loretta (Renée Zellweger) psychisch kwelt en vernedert. Ja zelfs overgaat tot lichamelijk misbruik. Een despotisch ingesteld persoon die tegenspraak niet duld. Totdat een vlijmscherp mes in zijn borstkast wordt geplant. Mbatha-Raw speelt de haastig aangeworven sidekick van Reeves die blijkbaar beschikt over een natuurlijke leugendetector. Alhoewel beide hun optreden redelijk beperkt of nietig lijkt, is hun invloed op de hele historie des te belangrijk. Dat in tegenstelling tot Zellweger die er enerzijds verrekt oud uit ziet in deze film en anderzijds een niet zo’n indrukwekkende rol speelt (elke toonaangevende actrice had hetzelfde kunnen brengen).

The whole truth” is dus een banaal juridisch spektakel dat resulteert in een ordinair raadspelletje naar wie de uiteindelijke dader is. Zelfs de over het algemeen schitterend acterende cast kan niet vermijden dat het geheel maar saai en niet bepaald spectaculair overkomt. Dat het zich voornamelijk afspeelt in een rechtszaal is nogal evident. Dat men de ontknoping wil doen overkomen als zijnde een enorme verrassing waarbij je vol verbazing toekijkt naar de uiteindelijke onthulling, is ook niet echt succesvol te noemen. Hou je van dit type films dan is het zeker een aangename avondvulling. Verwacht er echter ook niet te veel van. “The whole truth” zal zeker geen nieuw precedent scheppen in de wereld van rechtbankdrama’s.

2*

Wicked Blood (2014)

“Lose not the Queen, for ten to one... if she be lost, the game is gone.”

“Wicked blood” is een standaard maffia film, maar dan op kleine schaal. Het verhaal van het tienermeisje Hannah (Abigail Breslin) die na het verlies van haar ouders opgevangen wordt door een nonkel Donny (Lew Temple), die de uitstraling heeft van een Dr. Emmett Brown uit “Back to the future” met teveel “hillbilly crack” in zijn systeem. En dan is er ook nog nonkel Frank (Sean Bean) die er voor zorgt dat zijn nichtje niks tekort komt. Frank is de locale booswicht aan het hoofd van een mini-gangsterbende die naast het runnen van een stripteasetent, ook nog een lucratief handeltje heeft in het fabriceren en bezorgen van crack. De enige die hem gedurende de hele film bijstaat is Bobby (Jake Busey), zijn geschifte ietwat achterlijke jongere broer. Blijkbaar trager geworden nadat Hanah’s moeder hem met een baseball bat tegen het hoofd heeft geramd.

Hannah is een gepassioneerd schaakster (iets dat ze waarschijnlijk heeft meegekregen van Donny die ooit State Champion was) en probeert de regels van het spel doorheen de film toe te passen op haar dagelijks leven. Doordacht en elke volgende zet beredeneerd uitvoeren. Uiteindelijk bedenkt ze een geraffineerd plan om te ontsnappen uit deze gewelddadige, drugsgerelateerde wereld. Gooi er dan nog een undercover agent bij, een aanranding op Hannah’s zuster en de uiteindelijk afrekening, en je hebt een compleet beeld van deze standaard misdaadfilm zoals er al duizenden zijn gefabriceerd in het verleden.

Lees mijn volledige mening hier ...

2.5*

Wild (2014)

“God is a ruthless bitch.”

Een langspeelfilm over iemand die na een turbulent leven beslist om de Pacific Crest Trail (PCT) te bewandelen, om op die manier zichzelf terug te vinden. Op het eerste zicht leek dit onderwerp niet echt voer voor het maken van een onderhoudende film. Gedeeltelijk zat ik juist met deze opvatting, maar tegelijkertijd was dit toch een ontroerende en een soms redelijk aangrijpende film. Dit berucht 4286 kilometer lange wandelpad dat zich in het Westen van de V.S. situeert en langs de hoogste delen van de Sierra Nevada loopt, is zeker niet voor beginnelingen. En toch heeft Cheryl Strayed (Reese Witherspoon) haar rugzak volgeladen en is ze zonder voorbereiding aan deze onwezenlijke trip begonnen.

Allereerst kan je al voorzien dat het een redelijk eentonige film zou worden. Eén hoofdpersonage moederziel alleen in de wilde natuur. En af en toe een kortstondige ontmoeting met lotgenoten die ze tegenkomt. Elk met hun eigen achtergrondverhaal en motivatie. Eigenlijk is het een beetje te vergelijken met “All is lost” waarin Robert Redford in zijn zeilboot ronddobbert op de weidse oceaan. Ook moederziel alleen en aan zijn lot overgelaten. Of meer recent het rampscenario dat de expeditieleden in “Everest” meemaakten. Ook zij zaten (alhoewel het een grotere groep was) totaal geïsoleerd op deze bergtop. Je weet dan al op voorhand dat je getuige bent van een individu die zich moeizaam voortsleept door een woestijnlandschap en andere woestenijen, onderwijl monologen afstekend bij gebrek aan andere gesprekpartners.

Wat het meest indruk op me maakte in “Wild”, was Reese’s acteren. Voor mij blijft Reese’s alter ego Elle Woods haar achtervolgen. Het dom ogend blondje dat rechten gaat studeren in “Legally Blonde” en die naderhand furore maakt in rechtszalen. Wat ik me hiervan kan herinneren zijn de doorslaggevende argumentaties waarbij make-up en kapsel gerelateerde technieken aan de basis lagen van het winnen van een rechtszaak. Wat ik me ook kan herinneren zijn haar roze outfit en het keffertje dat haar vergezelde in bijpassende kleding. En dan waren er nog haar sorority vriendinnen die gezamenlijk nog niet aan een fatsoenlijk IQ geraken. Niet voor niets dat ik telkens de chronische diarree krijg bij het bekijken van dit soort films. Dit staat echter in schril contrast met wat ze hier presteert. Een getekende vrouw die niet alleen met een overladen rugzak de meedogenloze natuur intrekt, maar ook een zware last op haar schouders meezeult waar ze eens en voor altijd komaf mee wilt maken.

Jean-Marc Vallée, die ook de schitterende film “Dallas Buyers Club” regisseerde, slaagde erin om een boeiende mix te maken van dramatiek en humor. “Wild” wordt gedurig onderbroken door flashbacks waarin we Cheryl’s moeder leren kennen. Een strijdvaardig persoon die ondanks tegenslagen in haar leven toch een toonbeeld van positivisme blijft. Een schitterende vertolking door Laura Dern. (beter gekend als de vrouwelijke archeologe die achtervolgd werd door dino’s in “Jurassic Park”). Die strijdvaardigheid heeft ze duidelijk ook doorgegeven aan Cheryl. Na een zelfdestructief leven vol drugs en ongecontroleerde seks probeert ze haar leven figuurlijk terug op het juiste pad te zetten door letterlijk het PCT-pad te bewandelen. Een beetje haar persoonlijke calvarietocht in deze “roadmovie on foot”. Een prachtfilm die afwisselend ontroerend en grappig is. Een demonstratie over uithoudingsvermogen, doorzettingsvermogen en wilskracht. Een film waarin Reese Witherspoon zichzelf perfect overeind weet te houden, ondanks de monsterlijk uitziende rugzak die haar telkens weer uit balans brengt. Respect !

3,5*